Zilvermeeuwen op de zuidpunt van Texel.
Zilvermeeuwen op de zuidpunt van Texel. Foto: Kees Camphuijsen

Texelse zilvermeeuwen vergroten broedsucces met huisvuil

De zilvermeeuwen die broeden op de zuidpunt van Texel krijgen meer en grotere jongen wanneer ze voedsel zoeken op vuilnisbelten en in steden. Maar het zoeken van antropogeen – niet natuurlijk – voedsel heeft een nadeel: het kost meer energie met als mogelijk gevolg dat de zeevogels zelf korter leven.

Dit schrijft Susanne van Donk van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) in haar proefschrift dat zij op donderdag 16 januari hoopt te verdedigen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Een strekdam met mossels ligt dichterbij het broedgebied in de duinen van Texel dan eten op de vuilnisbelt, in de stad of van de bijvangst van visserskotters op zee. Het langer vliegen naar zee of naar stedelijk gebied kost zilvermeeuwen dan ook meer energie wat ze mogelijk moeten bekopen op hun eigen levensduur. Zeker nu huisvuil en bijvangst steeds minder beschikbaar komen voor de meeuwen, is de vraag hoe de vogels de kosten en baten van dit calorisch hoogwaardig voedsel gaan afwegen: blijven ze zoeken naar energierijkere voedselbronnen of passen ze hun strategie aan? Daarop heeft Van Donk geen eenduidig antwoord. Ze ziet wel als mogelijke verklaring dat volwassen zilvermeeuwen moeite hebben om hun gewoontes te veranderen. Dit komt waarschijnlijk omdat ze vroeg in hun leven een voedselzoekstrategie ontwikkelen waarbij ze zich aanpassen aan een omgeving waarvan ze aannemen dat deze gedurende hun leven redelijk voorspelbaar is.

Waar sommige zilvermeeuwen vasthouden aan een voedselzoekstrategie, zijn andere juist wel flexibel. Met behulp van geavanceerde zenders en het uitpluizen van braakballen ziet Van Donk dat wanneer voor zilvermeeuwen een voedselzoekgebied in het ene jaar verdwijnt door menselijk handelen, het broedsucces in het jaar erop lager is voor sommige individuen. Dit ondanks dat de meeuwen wel in staat zijn om hun voedselzoekgedrag aan te passen: ze eten bijvoorbeeld meer mosselen en minder antropogeen voedsel. Dat een deel van de zeevogels minder en kleinere jongen grootbrengt, komt door de lagere calorische waarde van mossels en kokkels. Van Donk toont hiermee aan dat kuikens beter groeien wanneer de ouders ze voeren met calorisch hoogwaardig voedsel met een aan mensen gerelateerde oorsprong, zoals de bijvangst van visserij of huisvuil.