Prominenten uit de 18e eeuw. Met de klok mee: Johan Zacharias Nauman, Adriana Six, Johannes Ludovicus Kikkert, Aagje Kikkert-Luijtsen (model), Balthasar Huydecoper, een jachtpartij en Adriaan Braak.
Prominenten uit de 18e eeuw. Met de klok mee: Johan Zacharias Nauman, Adriana Six, Johannes Ludovicus Kikkert, Aagje Kikkert-Luijtsen (model), Balthasar Huydecoper, een jachtpartij en Adriaan Braak. Bron: Bij de Groote op Texel

'Suster Leijs verkeert bij de groote'

"Suster Leijs (Kikkert) verkeert bij de groote... De schout loopt bij haar wijt en sijt in en sijn groote vrinden..." Dit schreef de Texelse zeemansvrouw Aagje Kikkert-Luijtsen in 1780 aan haar man Harmen Kikkert, die als stuurman op Indië voer.

De politiek bestuurlijke elite omvat onder meer schouten, schepenen, secretarissen, gerechtsboden, burgemeesters. Van die laatste waren er nogal wat. Van 1700 tot 1810 liefst 84, uit 43 families, liefst 14 veertien van het geslacht Boon. Gevolgd door Bakker, Kikkert en Vlaming. Een nevenfunctie, vaak waren ze landbouwer of zeeman van beroep. De 134 schepenen in die periode kwamen vooral uit families als Smit, Kalis, Plavier en Dijksen.

Schouten kwamen van elders. Onderling was er veel gekissebis en machtsvertoon. De vroegere gingen vooral voor het eigen gewin, lieten zich waarnemen en vertoonden zich amper op het eiland. Huydecoper, Langeveld en Reinbach toonden meer betrokkenheid.

Sociale elite

De sociale elite betreft de gereformeerde predikanten, de notarissen en chirurgijns/artsen. Vaak beginnende predikanten, als huwelijkspartner werden Texelse meisjes niet versmaad, met name uit welgestelde families als Schelvis, Kikkert en Keijser. De zakelijke ambtelijke elite omvat ambtenaren van de Admiraliteiten, de VOC en de Staten van Holland, zoals commissarissen, commiezen, commandeurs, opzichters en lagere ambtenaren van de post en de medische zorg.

De ambtelijke elite kwam vooral uit hogere kringen van buiten het eiland. Daarbij hoorde onder meer de Commandeurs van 's Lands Uitlegger van de Admiraliteit van Amsterdam. Belast met de bewaking en bescherming van de vaarroutes en het gebied daaromheen (Texel en 't Vlie) en commandeurs die belast waren met de inspectie van de VOC-schepen op de Rede van Texel.

Kapitein-geweldige

In het midden van de achttiende eeuw was er blijkbaar zóveel werk voor de VOC-commandeurs, dat er speciale klerken werden aangesteld. Ook voor de militaire bescherming van de Admiraliteit van Amsterdam en de VOC werden ambtenaren benoemd, de luitenant-geweldige en de hellebaardier. Drie leden van de familie Braak uit Hoorn vervulden deze functie. Ook daarna bleven verschillende familieleden Braak aan het eiland verbonden als scheepsbevelhebber en admiraliteitsofficier. Jan Pietersz Braak (1630-1696) vestigde zich als kapitein-geweldige in Oudeschild. Ook was hij er biersteker. Om nog meer bier te kunnen verkopen, kocht hij in 1666 De Stadsherberg op de Groeneplaats. Ook kocht hij verschillende panden in Oudeschild. In 1668 hielp hij zijn schoonvader Adriaan Jansz Smit uit de brand door diens huis bij de Put te kopen, tegenover Brakestein. Maar in 1677 kwam Braak zelf in de problemen. Hij verkocht De Stadsherberg en was in 1683 ook gedwongen het huis bij de Put te verkopen. "Het toont aan dat er grote bedragen omgingen in de kapitalistisch getinte samenleving in Oudeschild, maar dat men soms zomaar in de schulden zat.

Typerend huwelijkspatroon van de familie Braak was dat de meeste een vrouw kozen van buiten het eiland en/of van allochtone Texelse families als Barmentloo, Masade en Den Berger. Alleen Jan Adriaansz Braak trouwde met zijn nicht Anna Pieters Braak, waarschijnlijk om financiële reden. Anna Braak, de laatste van dit geslacht op het eiland, overleed in 1798.

Verhoudingen tussen elite en de gewone Texelaars waren vaak ook gespannen

Sitsen jurk

Er heerste op Texel in de achttiende eeuw een betrekkelijke welstand. De vele (VOC)-schepen brachten welvaart en goederen naar het eiland, zoals sits (fraai bedrukte katoenen stoffen) en porselein. Aagje Kikkert-Luijtsen vroeg in haar brieven aan haar man Harmen (stuurman bij de VOC) regelmatig om een sitsen jurk en ze had ook een goed gevulde en mooie porseleinkast.

Huizenprijzen niet mis

De economie draaide volop gedurende het grootste deel van de 18e eeuw. In Oudeschild, waar het meeste geld werd verdiend, waren de huizenprijzen niet mis. De duurste huizen werden onder meer bewoond door commissaris Van der Merct en de doopsgezinde boer Keijser. Vooral de rijke ambtenaren van de Admiraliteit richtten een mooie buitenplaats in, zoals Brakestein, Rozenhout op De Hogeberg. Ondanks de relatieve welvaart leefden veel Texelaars vrij sober. Er heerste een tegenstelling tussen boeren en zeelieden. Boeren stonden bekend als terughoudend en conservatief, zeelieden hadden een opener houding.

Rangen en standen

Er heerste betrekkelijke sociale gelijkheid op Texel. Pieter van Cuijck schreef in zijn "Brieven over Texel" over Texelaars: "Zij hebben weinig besef van het onderscheid der standen in de burgerlijke maatschappij; heer, vrouw, knegt, meid, ouders en kinderen, zijn bij hen bijna alle in denzelfde rang." Dit gold wel voor de eigen bevolking, maar niet voor de uitheemse elite, die wel degelijk afstand hield tegenover het "gewone volk". Heren-bestuurders, zoals burgemeesters en schepenen, imiteerden deftige stedelijke burgers en edellieden door bijvoorbeeld buitenplaatsen in te richten en op jacht te gaan.

Willem van Oranje

Aagje Luijtsen schreef in 1780 dat haar schoonzus Lijsbeth Kikkert-Dekker, echtgenote van VOC-schipper Arie Lambertsz Kikkert, omging met de "groote" van het dorp. Zij was dik bevriend met eilandsecretaris Jacob van Steenbergen. Het echtpaar ontving in 1789 Prins Willem van Oranje bij hen thuis. Aagje had goed contact met het kasteleinsechtpaar uit Eijerland Hendrik Dekker en zijn vrouw Grietje van der Merct. Daaruit blijkt dat Aagje en Lijsbeth zichzelf niet onder de "grooten" schaarden. Maar hun sociale positie was toch niet gering.

Gespannen verhoudingen

De verhoudingen tussen de elite en de inheemse Texelaars waren vaak gespannen. Balthasar Huydecoper, een Amsterdamse regentenzoon, werd in 1732 benoemd tot schout, bode en dijkgraaf van Texel. Als schout was hij gewetensvol en correct. Hij wilde geen familieregering op het eiland, dus geen verwantschap onder bestuurders. Op dat gebied was er nogal wat scheef gegroeid. Zo waren burgemeesters Pieter Boon en Jacob Vermeulen zwagers, net als collega's Jan Leen en Klaas Grauw. Deze regenten waren schapenboeren en hadden grote moeite met de "deftige" schout. Het duurde jaren alvorens de schout inzage kreeg in hun oude privileges en handvesten.

De spanning liep verder op toen Huydecoper klerk Willem Ernst Disper, assistent van zijn vervanger Hendrik Luijtsen, ontsloeg, omdat het gedrag van Disper hem niet zinde. Disper deed zijn beklag bij de burgemeesters Boon en Vermeulen. Toen waren de rapen pas echt gaar.

Abortuspraktijken

De schout kreeg het ook aan de stok met de schepenen. Bij de berechting van de Oosterender chirurgijn Jan Rosendaal wegens vermeende abortuspraktijken, stemden de schepenen voor vrijspraak, terwijl de schout hem schuldig achtte. De moeizame verhouding tussen Huydecoper en de Texelse regenten, ging ten koste van de bestuurbaarheid van Texel, wangedrag onder de bevolking werd niet goed bestraft.

Ook de verhouding tussen Commissarissen van de Admiraliteit en de bevolking verliep stroef. Frederik Rooseboom, vanaf 1737 werkzaam als commies ter recherche en commissaris extra ordinaris, veroorzaakte veel last. Hij maakte ruzie met chirurgijns en kreeg het met opzichter Leendert ten Berger en boeren aan de stok door te jagen waar dat niet mocht. Mensen kregen hun loon niet. Met Jacob Hendriksz van der Merct was het niet veel beter gesteld. In 1752 deed hij een poging tot verkrachting van zijn dienstmeid en hij mishandelde zijn buurman Klaas Kooger. Zijn jachtpartijen waren Texelaars een doorn in het oog. Het oude Texel was net in cultuur gebracht, de jacht werd al snel een hindernis voor boeren. Zo beten zijn hazewindhonden schapen dood.

Eieren rapen

Maar ook onderling konden Texelaars tegen elkaar tekeer gaan. In 1752 kwam het tot een conflict tussen boer en burgemeester Pieter Meijertsz Boon en landbouwer, schepen en buurman Gerrit Arisz Eelman, een ruzie tussen collega-regenten. Eelman, zijn echtgenote en een kind raapten tijdens een rijtocht door Eijerland (toen nog niet ingepolderd) eieren voor thuis. Naar eigen zeggen met toestemming van de kastelein van het Eijerlandsche Huis. Boon had als pachter van het zogeheten buitenveld de rechten op het rapen van eieren. Het kwam tot een schermutseling, waarbij Boon Eelman met de zweep in het gezicht sloeg. Boon werd aangeklaagd en moest een forse boete betalen. Dit conflict draaide vooral om macht en reputatie. Boon moest uiteindelijk in Eelman zijn meerdere erkennen, Eelman nam in het polderbestuur van Waalenburg zijn rol als machtigste heemraad over.

Wie was de grootste?

In het boek passeren veel hoogwaardigheidsbekleders, machtigen, rijken en aanzienlijken de revue. Maar wie van hen was nu de grootste van het eiland? Auteur dr. Jochem Kroes lijkt niet heel erg van hen onder de indruk, doelend op hun veelvuldige afwezigheid, hebzucht, kleinzielig gedrag en andere onvolkomenheden. "Misschien moeten we de groten wel onder de kleinen zoeken." De liefdevolle brieven van Aagje Luijtsen maakten indruk op hem. "Een aangrijpend stuk vrouwengeschiedenis, waar ook wij als moderne mensen nog wat van kunnen leren."

Gerard Timmerman

Zicht op De Waal, op de voorgrond vermoedelijk een pleziertochtje met paard en wagen.