Afbeelding
Foto:

De kant langs

Gezinsleven

Een mooi boek dat mijn oud-collega Margreet Berndsen over de familie Boom heeft geschreven. Herkenbaar ook, de verhalen van de twaalf zonen en dochters van Jan en Naantje Boom uit Oudeschild. Immers, wie kent ze niet?

Een gezin met twaalf kinderen. Ga d'r maar aanstaan als ouders. Natuurlijk, eigen schuld, dikke bult. Maar vergeet de pastoor niet. Geboortebeperking werd in die naoorlogse jaren bepaald niet gepredikt. Het had natuurlijk ook z'n mooie kanten. In al die interviews met die twaalf Boomen lees je over hun mooie kinderjaren en de onderlinge verbondenheid binnen dit gezin.

Als kind sleepten mijn ouders me, net als mijn oudere broers en zussen, ook naar die roomse kerk in Oudeschild. Met "slechts" zeven kinderen en pa en moe waren wij goed voor één kerkbank. Met al de Boomen en de familie Maas van De Tuinbouw, die ook met een heel koppel was, paste dat natuurlijk nooit. Veel van die Boomen zag ik trouwens niet, maar hoorde ik wel. Zingend, op het koor achter in de kerk.

Ik vond zo'n mis op de zondagmorgen een lange zit. Begreep er ook niet veel van, zeker als de pastoor op Latijn overschakelde. De interesse voor de kerk nam met het opgroeien niet toe. Eerder het tegendeel, aangewakkerd door de groeiende afkeer bij mijn oudere broers en zussen. Zij bedachten allerlei listen om aan dat wekelijks verplichte nummer te ontsnappen. Zoals dat ze vóór het uitgaan zaterdagavond eerst naar de kerk gingen, zodat ze zondagmorgen konden uitslapen. Pa en moe vonden dat goed. Alleen gingen de jonge Timmermannetjes niet naar kerk, maar stiekem naar het café. Dat stond me wel aan, zo belandde ook ik onder kerktijd in 't IJsbeertje.

Vader en moeder wilden wel bewijs zien dat we naar de kerk waren geweest. Dus als de mis op zijn eind liep, werd ik als jongste broertje naar de kerk gestuurd om een programmablaadje te bemachtigen en terloops even te horen waar de preek over ging. Dat ging een tijdje goed, maar uiteindelijk hadden pa en moe het wel door. En zagen wel in dat ook hun jongste kind voor de kerk verloren was. Zelf werden ze ook losser in de leer, hun kerkbezoek nam zienderogen af.

Uitgaan was ook een dingetje in het gezin. Op tijd thuiskomen, was het devies. Het liep nog wel eens uit, zodat ook op dit gebied zich binnen het gezin de nodige vindingrijkheid ontwikkelde. Het ging wel eens mis, als een oudere zus tegen de lamp liep, kon het hele huis "meegenieten". Als jongste telg had ik, zoals bij het gezin Boom, het voordeel dat de "barricades" al waren geslecht.

Ook in materiële zin had ik niet te klagen. Ik herinner me geen verstelde kleding van mijn oudere broers, in de jaren zestig waarin ik opgroeide had de welvaart toegeslagen, ook de bollen van mijn vader brachten goed geld op. Als zestienjarige zat er voor mij zelfs een nieuwe brommer in. Dat ging niet zonder slag of stoot. Toen mijn rapportcijfers halverwege een balorig jaar zó slecht waren, dat ik dreigde te blijven zitten, beloofde pa me in een overmoedige bui een nieuwe brommer als ik toch over zou gaan.

Dat hielp. Als door een wonder kroop ik uit de rode cijfers. Toen ik mij bij Kees Ran meldde om een nieuwe Zündapp te bestellen, belde hij voor de zekerheid eerst maar even naar huis. Pa reageerde ontstemd. Was ik nou helemaal gek geworden! Maar ma herinnerde hem aan zijn belofte. Pa bond in en op de avond vóór mijn 16e verjaardag stond Kees voor de deur met de nieuwe brommer.

Gerard@texelsecourant.nl