Afbeelding
Foto:

De kant langs

Brokkenpiloot

De zomervakantie is voorbij, het sportseizoen weer begonnen. We gaan de sporthal in, de voetbalvelden op, op de fiets zo snel mogelijk het eiland rond, zwemmen baantjes, te paard, golfen, dammen, schaken, bridgen of klaverjassen en zaterdag duizenden hardlopers bij de Texel Halve Marathon.

Zwoegen, zweten, trainen, grenzen verleggen, records verbreken, winnen, verliezen en emoties. Want sport maakt wat los. De één sport fanatiek, de ander op zijn of haar gemak. Omdat we het leuk vinden, om het hoofd leeg te maken, het verbroedert, ontspant, zorgt voor spanning, het is gezellig en we doen het ook voor onze gezondheid.

Is dat laatste echt zo? Is het werkelijk zo gezond je uit de naad te lopen, over de kop te fietsen of je op een andere manier uit te sloven? Daarover zijn de meningen verdeeld. De waarheid zal wel in het midden liggen, oftewel: overal waar te voor staat…

Ik ben opgegroeid met sport. Eerst voetbal. Tientallen jaren. Tot de jongere garde me eruit ging lopen. In de zaal hield ons veteranenteam van oud-Zwaluwen het op tactiek iets langer vol. Tot de één last kreeg van z'n knieën, de ander door z'n rug ging en een derde met andere klachten uit het veld verdween.

Toen ook mijn benen bij de vereiste snelle actie dienst weigerden, schakelde ik over op sporten voor de lange adem. Maar welke? Ik kon slecht kiezen, dus ging lopen, fietsen, zwemmen en schaatsen. In een gelijkmatig tempo, niet te snel, niet te langzaam, de boel niet te zwaar belasten. Dan hou ik het lang vol, dacht ik.

Moet je wel op je fiets blijven zitten. Helaas lukte dat niet altijd. Zoals die keer dat onderweg plotseling een kip overstak en ik in een reflex keihard in de rem kneep. Helaas de voorrem. Over de kop, met als gevolg met een ontwrichte schouder wekenlang op tafel lag bij fysiotherapeut Gerard Arkenbout. Of die keer dat ik tijdens de SuperSunday in een ijzige bocht onderuit gleed en ik weer bij Gerard moest aankloppen.

Van de zomer klapte ik tijdens een ritje aan de overkant na een ongelukkige manoeuvre hard tegen het asfalt. Je ziet wel eens van die geschaafde renners op tv. Zo rauw zag mijn zijkant er ook ongeveer uit. Ik ben echt niet de enige. Menig wielrenner smakt op zijn tijd tegen de grond, met gebroken sleutelbenen en andere mankementen tot gevolg. Gelukkig is er de medische stand om al die geblesseerde sporters weer op te lappen. Over gezondheid gesproken.

Ook schaatsen is niet zonder risico. Op de Weissensee, waar je door de vele scheuren keihard kunt vallen, draag ik uit voorzorg een helm, knie-, elleboog- en heupbeschermers. Maar niks op mijn schouder. En laat ik daar nu precies op vallen. Gelukkig wist de fysio me ook van dit ongemak te verlossen. Ik ben zeker niet uniek, al zal ik over valpartijen van andere ijsduikelaars niet uitweiden.

Toch kun je schaatsen lang doen. Kijk maar naar Piet Rodenburg en Nel Bruining, zeventigers die onverstoorbaar de Alternatieve rijden. Net als fietsers. Bij de ultralange rit uit het Belgische Turnhout zag ik veteranen die door wrakke knieën moeizaam lopen, maar als ware wielerprofs soepel naar Texel trapten.

Onderweg kon ik het niet nalaten een duikeling te maken. Gelukkig landde ik dit keer zacht in een beukenhaag langs de weg. Het deed me deugd om te zien dat ze nu een monument hebben opgericht ter ere van brokkenpiloten zoals ik.

Gerard@texelsecourant.nl