Afbeelding
Foto:

De kant langs

Een kloin oissie

"Een kloin oissie!" De ober van het strandpaviljoen keek de gast vragend aan. Hij begreep het niet. Ik zag hem nadenken: Dit is geen Duits, geen Engels, maar wat dan wel? Nog maar een keer de vraag: "Welk nagerecht wilt u?" Hetzelfde antwoord: "Een kloin oissie." Tja, daar sta je dan als gastheer. "Hij wil een klein ijsje, want hij moet de boot nog halen", hielp een tafelgenoot de ober uit de droom.

De bestelling in overvalst Westfries werd gedaan door mijn zwager Kees, geboren en getogen in Wevershoof-Andijk. Tijdens een familie-etentje ter gelegenheid van de verjaardag van Hiske. Zijn dochter, mijn nichtje dus. Nadat mijn zus en zwager tientallen jaren geleden uit het Westfriese waren "geëmigreerd" naar Friesland. Daar werd Hiske geboren, later als door een magneet naar Texel getrokken, het eiland waar haar moeder (mijn zus Loes) opgroeide en waar ze nu in het strandpaviljoen werkt.

Soms hoor ik wel eens wat Fries in haar spraak, maar misschien beeld ik het me in. Wat ik me niet verbeeld is het Westfries van mijn zwager. Waar hij ook komt, wie hij ook spreekt, hij "knauwt" er lekker op los. Koik, doik, moin en dus ook een kloin oissie. Trouw aan het dialect waarmee hij opgroeide. Hij spreekt het met trots, laat anderen maar denken. Het kost mij geen enkele moeite het te verstaan. Mijn vader en moeder, die begin jaren zestig uit Lutjebroek naar Texel "emigreerden", spraken ongeveer hetzelfde dialect. Ik groeide ermee op en nog als een broer of zus belt, schijn ik automatisch over te schakelen op Westfries. Al zakt het wat weg, want tegenwoordig appen we meestal...

Dialecten zijn mooi. Verderop woonde Job Vermuë, afkomstig uit het Zeeuwse. Nam zijn streektaal mee naar Oedelem, prachtig om hem op verjaardagen te horen spreken. Daar kwamen ook Jan en Bets van Benthum, die uit Brabant kwamen. Vooral Bets hield de zachte G in ere. Zo klonken er tussen de jenevertjes, citroen brandewijntjes, Caballero's en Old Mac-sigaretten door heel wat dialecten door elkaar, de één nog luider dan de ander.

Zo zijn er meer voorbeelden. Rob, die bij ons in de straat de post rondbrengt, komt uit Limburg en spreekt met de "zachte g". Als ik Nanne-Jan, de chocolatier van de Spinbaan hoor praten, hoeft hij me niet te vertellen dat hij uit Friesland komt. Waar men trots is op de streektaal. Wat je trouwens ook op veel bouwplaatsen hoort praten. Er komen in de Texelse "smeltkroes" heel wat dialecten bij elkaar.

Natuurlijk ook Tessels. Ook dat werd op die boerenverjaardagen vroeger veel gesproken. Zoals door Cor Bakker van Hoeve Alexander, een eindje verderop in de polder. Een echte Texelaar, die er niet over prakkizeerde wat aars dan in sien eigen moerstaal te praten. Net als Antje "van Cor" en die andere trotse dames. Van een generatie die langzaam aan het uitsterven is. En met hen, zo vrees ik, ook een beetje ons mooie Tesselse dialect.

Je hoort het steeds minder, al zijn er uitzonderingen. Zoals tijdens die kleurrijke bijeenkomsten van "Op sien Tessels", waar allerlei verhalen en liederen in het Tessels de revue passeren. Of tijdens de "Tesselse taalpraatjes" van dialectkenner Marcel Plaatsman, die voor liefhebbers zelfs een cursus "Tessels skriêve" gaf. Dat geeft de burger weer moed. Ik hoop van harte dat we Tessels voor het museum kunnen behoeden. Oftewel: op sien tied een beetje plat prate ken hillegaar gien kwaad. En gasten die het niet verstaan, moeten maar wat beter lúústere.

Misschien kunnen we ook als krant een steentje bijdragen. Af en toe een stukkie in het Tessels zou niet misstaan. Wie skrieft er 'n mooi fertelseltje?

Gerard@texelsecourant.nl