Afbeelding
Foto: Jeroen van Hattum

De kant langs

Verlangen

Ook wel eens gevoelens van herkenning en jeugdsentiment? Het bekroop mij bij het lezen van onderstaande column. Niet van mijn hand, ik kom er eerlijk voor uit, een gevalletje plagiaat. Ik vond het stukje over de bollenoogst bij mijn broer bij het uitmesten van mijn oude hoofdredacteuren la. Het is me ooit toegespeeld door mijn zus Loes, met de belofte dat ik er wat mee zou doen. Straalvergeten toen, nu alsnog, met goedvinden van Bert. Theo krijgt de hartelijke groeten van hem.

Gerard@texelsecourant.nl

Naar de bollen

Ik schiet geen wortel in de kantoortuin, ben niet vastgeroest in mijn bureaustoel, heb geen collega's die ik het liefst door de papierversnipperaar haal. Integendeel. Maar zodra het zomer, groeit de onrust. Wil ik weg. Het is geen verlangen naar vergelegen Bounty-eilanden of vier sterren zwembadparadijzen. Wel naar zwart eelt op mijn vingers en polderdrek in mijn haar.

Drie jaar lang telde ik vanaf april de dagen. Tot de dag aanbrak dat ik op de pont naar Texel mocht. Met volle sporttas en een goedkope iglotent. Niet voor een strandvakantie of happy hardcore discotheken van De Koog. Samen met m'n vrienden kwam ik voor de tulpen, lelies en krokussen. Rooien, zeven, stapelen, tellen en selecteren. Negen uur per dag, zes dagen per week.

Onze bollenboer heette Theo. Vrijgezelle veertiger, pezig polderhoofd, eeuwig shagje aan de bovenlip. Tevreden als je boven de vijftien bakjes per dag schoon pelde. Wie daar onder zat, kreeg het te verduren. Vaak was het dreigement dat hij je ruggengraat als een luciferhoutje zou breken (hij knakte daarbij met zijn vingers) voldoende om de bollen met iets meer toewijding te behandelen.

Wat we aan het einde van de week uit z'n smoezelige geldkistje kregen, verdiende hij ruimschoots terug met z'n thuishandel in kratjes Amstel.

Centraal op het erf stond de stacaravan die we "El Karavaan" doopten. De plek waar je na het avondeten datgene deed, waarvoor je eigenlijk kwam. Dan hebben we het over bier en jutterbitter. Maar bovenal over het roken van geestverruimend groen. Waarbij we rookinnovaties niet uit de weg gingen. In zelfgefabriceerde pijpen van petflessen, in megalomane constructies van rijstevloei waarvoor nog net geen bouwsteiger nodig was.

Natuurlijk, er waren vele lange trage dagen in de benauwde kassen. Die eindeloze stroom van harde polderkluiten op een roestige rooier. Jeukende vingers van het vooroorlogse bollengif dat Theo gebruikte. Twintig keer per dag "Breakfast in Tiffany's" en "Killing me softly" van The Fugees op de radio. De kansloze zaterdagavonden in de discotheek. Want er was niemand die het aanlegde met jongens met rouwranden waarvan je met gemak hele zandsculpturen kon kneden.

Zeventien jaar later zijn er nog altijd bollen. Evenals Theo. Maar volgens Google Maps is "El Karavaan" vervangen door tien keurige Kip Caravans. Waarschijnlijk niet bedoeld voor jongens en meisjes uit Noordoost-Friesland, maar voor professionele Polen. En wij? Wij gaan tegenwoordig met de kids naar een compleet ingerichte Indianen-tipi op een biologische geitenkaasboerderij. Zolang het er maar tulpenvrij is.

Maar het verlangen blijft. Naar zes weken lang rondlopen in dezelfde ongewassen spijkerbroek. Naar kampvuren van stookolie, Nirvana op een driesnarige gitaar. Naar dagenlang oud brood en één gezamenlijke pot pindakaas. Naar zeurende blaren op mijn handen. Naar zoenen met bollenmeisjes achter stapels stinkende keizerskronen.

Naar zondagmiddagen. Op je rug in het gras, roken en kijken hoe de wolken overdrijven. Naar het gevoel vrij te zijn.

Bert Kobus, Leeuwarden.