Met de klok mee: Het lossen van zeegras in de haven, te drogen op de dijk, werkzaamheden bij de wierschuur op de Noordkaap bij Oudeschild en het lossen of laden van geoogst zeegras.
Met de klok mee: Het lossen van zeegras in de haven, te drogen op de dijk, werkzaamheden bij de wierschuur op de Noordkaap bij Oudeschild en het lossen of laden van geoogst zeegras. Foto: Historische Vereniging/Archief Texelse Courant

Zeegras ooit florerende bedrijfstak

Zeegras. Ooit groeide het uitbundig in de Waddenzee, vormden wierwaarden vruchtbare broedplaatsen en had Texel een florerend zeegrasbedrijf waarin zo'n honderd gezinnen hun brood verdienden. Tot het dichten van de Afsluitdijk in 1932.

Zeegras (Zostera), ook wel wier genoemd, groeide op ondiepe plaatsen in de Waddenzee, die bij eb niet droogvielen. Uitgestrekte wierwaarden, waarvan het losgespoelde en gemaaide gras voor allerlei doeleinden werd gebruikt.

"t Was gewoon moordenaarswerk, want je trok je eigen te barst", vertelde wiervisser Piet Krijnen in 1990 tegen Bert Koning, die zijn verhaal optekende in het blad van de Historische Vereniging. Krijnen behoorde in zijn vak tot "de laatste der Mohikanen" en deed uit de doeken hoe belangrijk en zwaar de wiervisserij was voor de vissers.

Zeewier groeide rijkelijk rond het toenmalige eiland Wieringen en elders in de Waddenzee. Al in de Middeleeuwen ontdekt als bouwmateriaal voor dijken, verstevigd met een aarden wal en palen. Kort geleden kwamen bij de Schans nog overblijfselen van zo'n eeuwenoude wierdijk tevoorschijn. Paalworm betekende het einde van dat soort wierdijken.

Concessies

Tot 1844 mocht het vrij worden gemaaid, maar toen de markt werd overvoerd ging de burgemeester van Wieringen er toe over de wierwaarden van Domeinen te pachten. Hij verhuurde aan ieder die maaien wilde een concessie (vergunning). Met de verplichting om het wier te leveren aan de machtige Zeegrasexploitatie Wieringen. Over dit monopolie dat Wieringen in 1898 verkreeg was veel te doen.

Wier werd voor allerlei doeleinden gebruikt. Voor het dichten van lekkende naden in scheepswand, voor dakbedekking, verpakkingsmateriaal voor flessen, stalstrooisel, vulling voor matrassen, kussens en stoelen, isolatiemateriaal en soldaten gebruikten het tijdens de Eerste Wereldoorlog in de loopgraven, tegen het regenwater. Zelfs de legendarische Titanic zou tijdens de noodlottige reis zeegras aan boord hebben.

Jaarcyclus

Wiermaaien was voor veel vissers een onderdeel van de jaarcyclus. Aan het begin van het jaar garnalenvissen of op platvis. Voorjaars op haring, dan kwam de ansjovis en paling in de Zuiderzee. Krijnen verhaalde over weekgelden van 30 tot 35 gulden. "Wat toen een kapitaal was.". Daarna volgde de vangst op garnalen op platvis. Tot de wierperiode aanbrak.

t Was gewoon moordenaarswerk, je trok je te barst, vertelde wiervisser Piet Krijnen.

De wieroogst kende goede en slechte jaren. Krijnen vertelde hoe hij aangekomen op de waard het wier om de pikhaak draaide. "Zaten er op het wier doorntjes of het begin van dan doorntjes, dan liet je het liggen. Je zocht net zo lang tot je goed wier had. Je had op diep water wier tot manshoogte, aan de buitenkant van die waarden had je altijd van die smerige plekken, groeisel ertussen. Daar most je niet wezen, want je zeisen raakten er stomp en dicht van. Had je goed wier gevonden, dan zette je het net. Bij het uitzetten liep je eerst een 80 meter aan ien kant."

Krijnen beschreef uitgestrekte wiervelden. "Je had van die grote waarden tussen Texel en Friesland, deer was gien end van te overzien. 't Was alles wier en nog eens wier. Stompe, het Zachte Bed en ga zo maar door. In die zes à zeven weken dat je mocht maaien trok je je eigen scheelig. Maar ja, je kon er goed mee verdienen."

15.000 hectare wier

De oppervlakte aan wierwaarden op de Zuiderzee (waar Texel ook onder viel) werd geschat op 15.000 hectare, ongeveer zo groot als Texel. Het had een beschutte plaats om te groeien, zonder te sterke stroming. Het kwam voor op plekken die niet dieper waren dan vier meter, op grotere diepte was de intensiteit van het licht te gering om te groeien. Door de combinatie van zoutgehalte, toevoer van zoet water, een modderige zachte bodem en een niet te grote wisseling van de getijen gedijde het zeegras er goed.

Aanvankelijk werd het wier gemaaid met de handzeis, rond de eeuwwisseling vond men de sleepzeis uit. Krijnen: "Je werkte met zes bladen van (hand)zeisen. Die zagen aan elkaar, de koppen en de handvaten waren er afgehaald en ze waren met boutjes aan elkaar gekoppeld. Een touw er aan en dan ik aan éen kant en mijn broer Kees aan de andere kant." Om te demonstreren hoe dat in zijn werk ging, demonstreerde de veteraan dat bovenop de tafel.

Moordenaarswerk

Na het maaien werd het zeegras door het dichttrekken van het net verzameld, waarna het in de skuut (schuit) geharkt werd, wat moest gebeuren voor de vloed begon te lopen. Een tijdrovende klus, waarbij het mee geschepte water weer uit de schuit moest worden gehoosd. Met een kop er op een vracht goed voor vijf tot zes pakken. Daarna terug naar Oudeschild, waar de vracht werd gelost op de wagen. "Moordenaarswerk, want je trok je eigen te barste." Daarmee was het werk nog niet gedaan.

Vervolgens werd het natte wier over het land uitgereden om het te laten besterven. "Als het dan dood was, dan plomptje je het in de sloot." Bij voorkeur een ijzerrijke sloot, waardoor het wier de gewenste zwarte kleur kreeg (vorsen). "Dat was eerste soort, die het best betaald werd." Daarna moest het weer uit de sloot worden geharkt en weer over het land verspreid, gekeerd en uitgeschud om te drogen. Dan brachten de Krijnens het naar het pakhuis van Frans Zegel, waar het werd geperst in balen van 50 kilo.

Gedroogd werd het naar de wierpakhuizen gereden, waar het in balen werd geperst voor verzending. In 1925 werden op Texel 1313 pakken wier van 50 kilogram verwerkt. Nieuwe Schild had vier wierpakhuizen. Bij de meesten werd met een handlier geperst. "Alleen mijn vader had al in 1920 een met een motor aangedreven wierpers", schreef Teun Duinker in het Historisch Blad.

Fortuin

Er werd volop gehandeld in zeegras, Frans Zegel Kz uit Oudeschild vergaarde er bijvoorbeeld een fortuin mee. Hij pachtte een stuk dijk, waarop Oudeschilder vissers hun wier gratis konden drogen, op voorwaarde dat ze alleen aan hem leverden. Het wier werd naar de overkant verscheept, maar werd ook op Texel gebruikt. Zoals bij de familie Krijnen. "Bij ons huushouwen had je allegaar een wieren bed. 't Werd heel kort gesneden en als het dan goed gevorst was, nou dan lag 't prima."

Zeegras was niet alleen een belangrijke steunpilaar voor de visserij, maar ook een van de meest belangrijke broedgronden voor het grootbrengen van de vispopulatie. Dat er heel wat vissen en ander diersoorten in het wier leefden, blijkt uit een opsomming in 1916: zeedonderpad, harnasmannetje, snotdolf, grondel, botervis, puitaal, garnaal, driedoornige stekelbaars, zeestekelbaars, kabeljauw, steenbolk, wijting, pollak, meun, griet, schol, schar, bot, tong, geep en paling. En allerlei schaaldieren.

Een geweldige rijkdom aan leven die na het afsterven van het zeegras begin jaren dertig in één klap werd verstoord. Een deel paste zich aan, maar veel soorten verdwenen.

Afsluitdijk

Over de oorzaken van het verdwijnen van het zeegras lopen de meningen uiteen. Vissers zoals Piet Krijnen schreven het toe aan de aanleg van de Afsluitdijk. "Direct na de dichting van de Zuiderzee, viel het wier plat en werd het zwart. Dat jaar hebben we niet meer gemaaid. Op alle wierwaarden werd het een grote kale vlakte en het is nooit meer terug gekomen."

Maar volgens onderzoekers kwam het door een (schimmel)ziekte. De Commissie Defour weet het verdwijnen van het zeegras aan een wierziekte langs de hele westkust van Europa. Die dan wel samenviel met de afsluiting van de Afsluitdijk. Krijnen wist wel beter: "Maar ja, je bent maar een gewone visserman."

Volgens Teun Duinker kwam het "in hoofdzaak door de verontreiniging". Den Helder loosde zijn rioolwater ongezuiverd in het Marsdiep, zoals dat op Texel ook gebeurde. Ook het huisvuil werd in zee gestort. "Dat gebeurde overal. Door het afsluiten van de Zuiderzee werd de doorspoeling hier kleiner. Het verzwakte zeegras kon zich niet meer handhaven tegen de verontreiniging en verdween. Het had zonder Afsluitdijk zich misschien enkele jaren langer kunnen handhaven, maar het zou toch zijn verdwenen."

Brodeloos

Hoe dan ook, het wierbedrijf verdween, een grote aderlating voor de wiervissers, die brodeloos raakten. In het verlengde van zeegras verdween ook haring, ansjovis en ander vis en werden vissers nog zwaarder gedupeerd. Als ze al gecompenseerd werden door de Zuiderzeesteunwet, was dat slechts ten dele. Eén van de gedupeerden was Fulps Duinker (opa van). Toen de wiervisser en zijn gezin van zeven kinderen brodeloos raakten, kocht hij een dorsmachine en legde zo de basis voor het loonwerkbedrijf.

Zeegras tegen erosie

Uit studie blijkt bijvoorbeeld dat zeegras een goed middel is tegen erosie. Zeegras, dat bodemdeeltjes goed kan vasthouden, kan dergelijke ingrepen overbodig maken, schreven de onderzoekers in "BioScience". "Een gebied voor de kust met een gezond zeegrasveld, vooral in combinatie met algen die hun eigen kalk vormen, is de meeste duurzame en veerkrachtige manier om kusten te beschermen tegen de toenemende erosie', meldt Rebecca James van het NIOZ en de Rijksuniversiteit Groningen.

Gerard Timmerman, met dank aan Bert Koning en de Historische Vereniging

Wierdraaien met pikhaak, om de kwaliteit van het zeegras te testen. Tekening Johan Reydon.