Marien bioloog Robert Hendrik Twijnstra, beheerder van de experimentele kokkelkwekerij, vist kokkels. Lourens Westbroek bekijkt de oogst.
Marien bioloog Robert Hendrik Twijnstra, beheerder van de experimentele kokkelkwekerij, vist kokkels. Lourens Westbroek bekijkt de oogst. Foto: Gerard Timmerman

Proef op de som bij het kokkelexperiment

"Niet gek", zegt Lourens Westbroek over de inhoud van een kokkel die beheerder Robert Hendrik Twijnstra zojuist boven water heeft geharkt in de experimentele kokkelkwekerij in poldertje Wassenaar. Maar over een tweede exemplaar dat Twijnstra uit een ander bassin boven haalt is Westbroek minder enthousiast. "Deze kokkel is nog niet zo florissant."

Westbroek deed voor de Rijksdienst voor Visserijonderzoek vroeger onderzoek naar het kweken van mossels. Ook heeft hij zich uitgebreid in kokkels verdiept. Toen initiatiefnemer Marc van Rijsselberghe onlangs meldde dat "op land" de eerste kokkels zijn gegroeid en duidelijk werd dat de uitkomst van het onderzoek door Katja Philippart van het NIOZ in opdracht van de provincie Groningen, nog niet beschikbaar is, wilde Westbroek het wel eens met eigen ogen zien. "Kokkels hebben namelijk een speciale bodemstructuur nodig."

Veel kennis van zaken heeft ook projectbeheerder Twijnstra, opgeleid voor Kust- en Zeemanagement met de specialisatie mariene biologie. Hij vertelt hoe in de zestien bassins, ondanks de haperende hevelinstallatie, met elk tij 2500 tot 3000 kuub zeewater in- en uitstroomt. Het best gedijen de kokkels in diepe bakken (NAP-48 cm). Het niveau schommelt met het tij, de kokkels liggen tijdens een deel van de getijdecyclus droog. Zoals ook buitendijks overigens. Bij aanvang van de proef een jaar geleden zijn kokkels uitgezet. Maar in slechts zes bassins, voor de andere tien waren er onvoldoende jonge kokkels beschikbaar. Desondanks worden in de andere tien bassins ook kokkels gevonden. "De uitgezette kokkels zijn gegroeid, en deels ook afgestorven, door ouderdom en mogelijk de vorst." Ze groeien niet alleen op land, ze vermeerderen zich er ook. Hij toont foto's van geopende kokkels, waarin zich zaad heeft gevormd. Maar het zaad voor de kokkels die zich in de overige tien bassins hebben gevormd, is volgens Twijnstra met het zeewater meegekomen. "Het water van de verschillende bakken staat namelijk niet in onderlinge verbinding dus ook niet met de zes bassins waarin we kokkels hebben uitgezet."

Twijnstra pakt zijn hark en haalt een handvol eenjarige kokkels boven. Westbroek pulkt na opening in de weke inhoud van een kokkel. En is wel verrast over de inhoud. "Niet gek." Maar de wat magerder inhoud van een kokkel die uit een ander bassin tempert het enthousiasme. "Nog niet zo florissant." Het aantal kokkels stemt Westbroek weinig hoopvol over een succesvol commercieel resultaat, want er bestaan plannen voor een tussendijks kweekgebied in Groningen. De dichtheid aan kokkels is maar een fractie van de rijke velden die hij ooit bij Terschelling aantrof. Maar volgens Twijnstra is dat geen goede vergelijking. "De kokkelvelden op het Wad waar nu wordt gevist, groeiden uit zaad van 2013, het jaar waarin er voor het laatst een grote zaadval was. Dit komt uit zaad van 2017. In vergelijking met de kokkels op het Wad van zaad van vorig jaar, is dit best goed", doelt hij op de dichtheid en de groeisnelheid. "We leren in het proefgebied Polder Wassenaar veel over de groei van kokkels in binnendijkse gebieden en daarmee wat de randvoorwaarden zijn voor inrichting en beheer van potentiële gebieden elders zoals het tussengebied van de Dubbele Dijk". Westbroek is nog niet overtuigend en houdt gemengde gevoelens over het nut van het experiment waarvan het Waddenfonds €1,7 miljoen subsidieert. Anderzijds is hij ook geboeid. "Onderzoek levert niet altijd het resultaat op dat je had gehoopt, er komt wel nieuwe informatie uit. Ik ben daarom benieuwd naar het rapport van het NIOZ."