Anders bekeken

Dieven

We werden wakker op zaterdagmorgen, een serie brommers knetterden door de straten. Ik kon een glimlach niet tegenhouden. Stoute dingen doen als je jong bent, ik vond het heerlijk in mijn jeugd om in de Luilaknacht gewapend met zeep de ramen te bekladden. Een groot blik achterop de fiets dat snerpte terwijl iedereen nog sliep. Met vriendinnen uit de buurt een beetje schijterig en giechelend de huizen benaderen en dan gauw wat op de ramen kalken. In de trant van "Luilak, beddenzak…"

De jongens op brommers voelden zich stoer zonder de uitlaat en met veel lawaai zagen we ze als Verstappens rond het dorp het circuit voltrekken. Jaren later werden ook bloempotten en andere attributen versleept, een soort zoekplaatje. Dat bracht je tot het binnen zetten van de tuinbank en vlijtig opgekweekte geraniums. Want er werd niet zachtzinnig omgegaan met de spullen. Als dieven in de nacht slopen ze voorbij en verwisselden veel mijn en dijn.

De oudste van ons gezin was een ware luilakganger. Samen met zijn neef en buurjongen maakte hij de buurt onveilig. En vooral de laatste, de zoon van toentertijd de apotheker, een beetje een kakker, had het grootste plezier. Ik waarschuwde ze van te voren: 'Pas er op, niets stukmaken, want dan is het over met de pret." Nee, er werd niets vernield of gestolen, alleen maar versleept en gesmeerd. Boter was het nieuwe zeep. Smeren, en dan vooral bij diegene die dacht de wacht te houden. Boter aan de galg. En vele rollen wc-papier! De wachthouder was de dupe, hij had beter kunnen gaan slapen want in een moment van de blaas legen of nachtelijke zwakte en kleine indommelingen zagen de blagen hun kans schoon. Het was hen weer gelukt, de monsters. Ze kozen steevast het hazenpad als het slachtoffer tierend naar buiten kwam.

Ik had gewacht met ramen lappen, maar zaterdag was mijn verbazing groot: geen zeep, geen spoortje op de ramen en alles stond nog keurig op zijn plek. Waren de buurjongens ziek? Wat was er aan de hand? Later kwam de aap uit de mouw, de boeven van het dorp waren een weekend weg. In plaats van boter of wc-papier vond ik een doosje naast de achterdeur.

Een keurig doosje met potjes met plantjes. Tomatenplantjes stond er met een grote stift en schuine letters op de rand van de doos geschreven. Ik was blij verrast en toog met de doos naar de in wording groeiende, pogende moestuin. Dat zijn de cadeautjes in het leven. Spitten en water geven en dan hopelijk kunnen genieten van die heerlijke rode rakkers. Ik ben er gek op. En hoop dat er veel zullen groeien.

Als ik het aan mijn vriendin, een boerendochter, vertel geeft ze me een tip: "Je moet wel de jonge loten uit de oksels halen." Ik kijk zeker nogal verbaasd. Ze antwoordt lachend. In de hoeken daar zitten de dieven, je moet opletten hoor.

Jozien