Kees Boersen bij de TX94 Avontuur.
Kees Boersen bij de TX94 Avontuur. "Als je visserman wordt, is het over met de sport." Foto: Gerard Timmerman

"Effe een paar briketten er op"

Wielrennen is een sport met bijzondere uitdrukkingen. Wat te denken van: "Jongens, effe een paar briketten er op." Als Kees Boersen en zijn fietsmaten dat tegen elkaar zeiden, wisten ze wat hen te doen stond: "Dan trokken we een sprintje."

Boersen (78) neemt ons ver mee terug in de Texelse wielerhistorie. " Mijn familie woonde al vanaf 1600 op Zevenhuizen. De Boersens waren boeren. We waren gewoon boerenjongens. We werkten de hele dag op het land, rookten niet en geen alcohol. Melk dronken we rechtstreeks uit de koe, zo uit de speen. Lekkerder is er niet. We hadden van nature een dijk van een conditie. Voor de aardigheid gingen we fietsen. Elke avond na het werk een rondje over Texel, alleen als het regende niet. Met wat jongens uit de buurt. Jac Betsema, Kees en Jan Vlaming, Wieb van den Berg en nog een paar. We gingen alle dorpen langs. Eerst op een gewone fiets, met omgedraaid stuur. In 1955, toen ik naar de landbouwschool ging kocht ik bij Jaap Keizer in De Waal een Jaco racefiets met acht versnellingen, voor 307 gulden. 'Kiend, kiend, moet dat nou', zei mijn moeder. Ik verdiende 40 gulden in de week, maar had een extra potje van de konijnen die ik fokte voor de kerst. Het was een geweldige fiets, op tube-bandjes. Deze waren vaak lek, doordat er met de ruilverkaveling nieuwe wegen werden aangelegd, met scherpe hoogovenslakken. Toen heb ik er voor de training een stel gewone wielen voor gekocht."

"Als we 's avonds reden, dan zeiden we onderweg tegen elkaar: Jongens, effe een paar briketten er op. Dat gaf extra power en dan trokken we een sprintje." Het waren de jaren waarin er, zoals nu, in veel dorpen wielerrondes werden gehouden. "We deden mee aan de Ronde van Zuidema, in Eierland, De Waal, de Ronde van Texel, die in Den Burg werd gehouden en de Ronde van Oost, met héél veel bochten. Dat vond ik wel de mooiste. Altijd een rondje van zo'n 45 kilometer lang. We reden ons vaak in de prijzen en pakten heel wat premies." Een verzameling medailles en een beker zijn overblijfselen uit die tijd. Zo won Boersen onder meer de Ronde van Texel. "Dat was een grote beker. Eigenlijk een lelijk ding. Er zat een marmeren voet onder, dat was wel handig." Echtgenote Nel: "Ik heb hem jaren gebruikt als knijperbak." Kees: "Ik was toen één van de jongere, de oude garde hield geen rekening met mij. Ze moesten op die en die letten. Ik dacht: dat komt helemaal goed, zolang ze mij maar niet in de gaten houden. Ik was toen oersterk. Ik voetbalde ook, bij SV Oosterend, en heb heel wat goals gemaakt. Met links, ik zit andersom in elkaar, alles gaat met mij linksom. Rinus Mosk was onze trouwste supporter. Ik miste ook wel eens. Dan zei Rinus: 'Klootzak, je kon die bal er wel met lul in slaan."

De Ronde van De Waal won Boersen tweemaal. "In 1957 en 1958." Dezelfde wisselbeker als waarover de gebroeders Jacob en Kees Vlaming vorig jaar in deze krant vertelden hoe ze daarover strijd voerden. De Ronde van De Waal van 1957 kende een bizar verloop. "Er deed een renner mee van de overkant, Sijp de Fluiter. Hij was kampioen van Utrecht en wou hier ook winnen. Hij vroeg aan ons of hij hier ook mocht winnen. 'Dat mag wel, maar dan moet je wel goed hard in je stuur knijpen en niet lullen.' Maar onder het fietsen haalde hij een lelijke streek uit. Hij ging voor ons een paar keer slingeren en opeens lagen wij met z'n zessen op een hoop. Ze hadden net nieuw split op de Oosterenderweg gestrooid. Ik had schaafwonden en grint in mijn rug en in mijn heup. Ik was net een gevilde haas. Maar ik stapte weer op mijn fiets en reed door. Wel liep mijn trapper aan en mijn stuur stond scheef. Het kopgroepje was al een eindje weg. Maar ik maakte me kwaad en dan fiets je beter. Het was gewoon deurdonderen bij ons. In de twaalfde ronde had ik Kees Vlaming ingehaald en in de veertiende lag ik voorop. Pas na afloop merkte ik dat ik half open lag. Ik ben 's avonds naar dokter Renout in Oosterend geweest. Hij heeft het grint er uitgepulkt en er jodium op gedaan. Maar ik heb er altijd last van gehouden en verdraag nog steeds geen stof op die plek." Het is de reden dat Nel uit elke hemd en broek die hij draagt een stuk weg knipt, zodat de stof niet in aanraking komt met de huid. "Als ik nu op tv die grote pelotons zie rijden en die valpartijen, dan ril ik er nog van."

Naar zee

Op zijn achttiende stopte hij met wielrennen. "Als je visserman wordt, dan is de sport over. Wij waren de eerste vissers in de familie Boersen. Het ging mis op onze boerderij, maar ik wilde geen boerenknecht worden. Toen ben ik naar zee gegaan. Op Texel had elke kotter al een bemanning en toen ben ik naar Den Helder gegaan. Ik kon opstappen bij Leen Griek. Hij had een kok nodig en vroeg of ik kon koken. Nee, want dat deed mijn moeder altijd. 'Geeft niet, dat leren we je wel.' Het was een houten kotter, ik kreeg een kooi in het ruim, tussen de getaande netten en de teerpotten. Ik moest oliegoed halen, een oliejas, laarsen, een schootsvel, luchtbed en handschoenen. Het kostte 170 gulden. Dat kon ik niet betalen. 'Als je wat verdiend hebt, kom je maar betalen', zei die man op de binnenhaven. Hij gaf het zó mee, aan een wildvreemde. Waar vind je dat nog? Toen ik een half jaar had gevaren, moest ik mijn diploma halen voor de monsterrol. Ik ging naar de machinistenschool in IJmuiden, een cursus van vijf maanden. Ik heb er flink aan getrokken. Met z'n zessen slaagden we van de 21 deelnemers. Ik reed op mijn BSA motorfiets naar IJmuiden. Tankte voor vijf gulden benzine in Alkmaar en in IJmuiden kocht ik af en toe een tompoes. Als ik naar huis ging, startte ik om vier uur 's morgens de motor en reed dan twee keer door de Velsertunnel. Er zat zo'n megafoon op de motor met een prachtig geluid. Dat klonk zó geweldig in de tunnel, dan ging ik nog een keer."

"Daarna kwam ik op de TX48, waarop ik zeven jaar machinist ben geweest. Daar heb ik van schipper ome Jaap Vlaming" geleerd om netten te maken. 'Ik snij nog liever mijn pak kapot dan dat ik een fout maak in het net. Eén fout is twee keer fout, in het begin en op het end kom je niet goed uit. Van goeie netten moeten we het hebben', zei hij. Ik liep op sokken in de machinekamer, zo netjes was het. Eerst een 220 pk Industrie, later een 425 pk Stork Ricardo. Prachtige motoren. Als ik ze startte voor een nieuwe visreis, dan gaf ik altijd een zoen op de cilinderkop en zei: 'We gaan er met een blij gezicht weer tegenaan. Volhouden, dag en nacht.' En dat gebeurde, jaar na jaar. Super! Ik was blij dat het maandag was en we konden uitvaren en blij als het vrijdag was. We vingen iedere week voor alle 15000 Texelaars, de lekkerste vis, toppie! Dat is nu nog zo, nog steeds na elke visreis voor 15.000 tot 20.000 mensen vis. Toen ik 26 jaar was, wilden mijn broer Dirk, die 22 was, en ik een eigen kotter kopen. We zeiden: 'Vissen kunnen wij ook en we hadden zat geleerd in de praktijk.' Maar we moesten wel eerst naar de bank. Op zaterdagmorgen om tien uur had ik een afspraak en om vijf over tien stond ik weer buiten. Die man zei: 'Een boer wordt nooit een visser. Ik snap niet dat je het durft te vragen.' Dus dat ging effe niet door. Twee weken later ging ik naar een andere bank. Daar zei de directeur: 'Jongens, kopen jullie die kotter maar.' Zo kochten Dirk en ik in 1967 onze eerste schip. Een Urker kotter met 300 pk. Dat was toen een tussensoort." De eerste TX94, omgedoopt tot 'Avontuur'. "Oude vissers zeiden: 'Dat wordt niks'. Maar later zeiden ze: 'Nu vangen die boeren onze vis.' We visten lekker. Het was de tijd van de 'PK-Race', het moest steeds groter en sterker en nieuw als het kon. Wij konden het bijhouden. Ook doordat we onze spullen goed verzorgden en onderhielden. We konden onze schepen zó weer verkopen. Ze kwamen zelfs aan de deur. Van 300 pk, gingen we naar 500, 1015, 1400, 2400 en 2000 pk. Allemaal TX94 Avontuur. Hélemaal geweldig! Een nieuwe kotter weegt nu 600 ton, het bouwen vergt 40.000 manuur. Er werd wel tegen mij gezegd: 'Jij kunt alleen maar over kotters lullen.' Dat klopte wel, het was mijn werk en mijn hobby, ik zette alles er voor in. Van een nieuw bestek kende ik alle punten en komma's uit het hoofd. Ik zit linksom in elkaar, maar wat ik vast heb laat ik niet meer los."

Zelf is hij alweer sinds 2000 met pensioen, maar met vele soorten van genoegen vertelt hij over de huidige TX94, met aan boord zoon en kleinzoon Kees en Koos. "Zijn doen het heel anders, maar het zijn wel vaklui, gedreven en netjes. Heel belangrijk. Lekker doorlooien en niet teveel praten." Dan komt hij met een maaltje verse schar aanzetten. Vrijdagmorgen voor dag en dauw eigenhandig van de '94 gehaald.

We waren boerenjongens, werkten op het land, rookten niet en geen alcohol

Kees Boersen kan er machtig over vertellen. Tegenwoordig ook als vrijwilliger in museum Kaap Skil. "We zitten dan met een paar man netten te breien. Maaswijdte acht centimeter, de maat van Brussel. Hoe wij dat zonder centimeter toch zo mooi kunnen, vragen ze dan. 'Ach, als je dat veertig jaar hebt gedaan, dan kun je dat met je ogen dicht. Wist je dat één moedertong bij het kuit schieten in april een kwart miljoen eitjes produceert?"

Gerard Timmerman

Kees Boersen wint in 1957 de Ronde van De Waal.