Brandnetelig….

Wow, we waren echt dolblij zondag dat begrijpt u, mijn voorspelling van de vorige week kwam uit. Manlief was in zak en as, na de nederlaag op Excelsior. "Schat volgende week, komt Kuijt erin, en die maakt een hattrick", sprak ik troostend. "Ik moet het nog zien", mompelde hij toen hij naar buiten liep om in de natuur met Souwtje het leed te verwerken. Had ik er maar een flinke slagroomtaart op gezet! Na de eerste minuut sprong hij al over de leuning van de bank, en na anderhalf uur was mijn idool nog hoger gerezen. De "jonge" blonde God sleepte Feyenoord naar de vurig verlangde overwinning. Hulde, een trilkin, tranen, toeteren, vlaggen, en Kuitkoorts. Uit eigen jeugd opgekweekt, met minder financiële middelen, toch winnaar worden in de eredivisie, een prestatie van niveau. Je zou bijna denken dat als we de focus maar heel goed op iets weten te leggen, het met vereende krachten altijd moet lukken. Niets is minder waar, woensdag werd besloten dat het strandje Ceres, waar we al sinds mensenheugenis zwemmen in een totaal ander perspectief wordt gezet. Ik noem het voorschrift-fetisjisme. Instanties staan onverschillig tegenover de beleving, de levenssfeer van individuen, wij Tesselaars. De overheid wordt in mijn beleving door software, en de regels in die software aan de praat gehouden. Het geheugen en de empathie met ons, als eiland bewoner en mede eigenaar is heel, heel ver te zoeken. Arie, de enige gezonde appel in de mand, was ook de enige die zijn nek uit durfde te steken van de officiële instanties. De op touw gezette actie, Willemijn, facebookstemmers, Joost Albers, zwemmers, moeders, vaders, kinderen, niets kon het onheil keren. De consequenties van eerder genomen besluiten werken averechts, er valt geen sportieve strijd meer te leveren. En het ergste is eigenlijk dat de visie ontbreekt bij die beslissingen over die besluiten en regels, de instanties zullen zich op den duur hun gat branden. Er komt altijd een moment waarin de verering van besluiten en regels in het water belandt en je zou eigenlijk willen dat dat moment dichtbij is. Ik ben warm, en spring op de fiets, en tracht met de hond achter de dijk wat verkoeling te zoeken van de zee. Door de tuunwallen ros ik door de paden die eigenlijk bestemd zijn voor wandelaars en mountainbikers. De opoefiets krijgt het zwaar te verduren maar het kan me geen snars schelen. Achter de boerderijen moet ik stoppen, de weg is gebarricadeerd. Jaap Verhoeven is met zijn maat aan het hout kloven. "Ben je te zwemmen weest?" vraagt Jaap en zet de motor stil. "Ja, voor zolang het nog kan." Ik fiets terug, de mannen gaan weer door. Souwtje kijkt me aan: "ha, weer dat gekke pad", zie ik haar denken. Aan het eind staat een bankje, ik plof buiten adem neer, Souwtje hijgend naast me. Ik kom weer wat bij, maar wat jeukt het onder mijn kont, mijn kuiten, ik kijk naar beneden en ontwaar een hele strook brandnetels die door de bank heen steken. "Ook dat nog" Wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten, ik moet lachen. Kuitkoorts.
Jozien