Lodewijk Dros, één van de 23 schrijvers van
Lodewijk Dros, één van de 23 schrijvers van "Dag lief fijn eiland" signeert, terwijl achter hem Jaap en Roos Dros een Texels lied zingen. Foto: Gerard Timmerman

"Eiland liefst bevriezen in de tijd"

Gemengde gevoelens zaterdag bij toehoorders van het literaire festival ter gelegenheid van de presentatie van de gebundelde verhalen en gedichten "Dag lief fijn eiland". Mooie verhalen, volop humor en prachtig gezongen. Vol nostalgische gedachten, maar ook opgezadeld met de vraag: helpen we met z'n allen ons eiland naar de filistijnen?

Met sprekers als Maarten van Rossem, John Jansen van Galen, Frits van Exter, Lodewijk Dros en anderen is succes welhaast onontkoombaar. Zeker als je Aart van den Brink met zijn warme stem zijn gedichten laat zingen of door zangeres Roos Dros met haar wonderschone stem. Begeleid door vader Jaap zong zij ook een Tessels gedicht van Gerard Kuip. Het festival vanuit het Glazen Paleis trok veel belangstelling, hoewel het in het voorjaarszonnetje best fris was haalde vrijwel niemand het in z'n hoofd om zich voortijdig uit de voeten te maken.

Kritische toon

De literaire middag die werd gepresenteerd door Thijs Broer van Vrij Nederland, kende een hoog Tesselgehalte. Alles was uit de kast getrokken om schrijvers, journalisten, dichters en columnisten van naam die een band met Texel hebben hun liefde aan het eiland te laten betuigen. Maar die hunkering, vooral naar het eiland zoals het ooit was geweest, ging ook gepaard met een kritische toon over zoals Texel nu wordt geëxploiteerd. Frits van Exter, oud-hoofdredacteur van onder meer Trouw en Vrij Nederland en vaste gast op Texel, nam in zijn "Rede van Texel" de veelheid aan activiteiten die Texelaar voor toeristen organiseren op de hak. Van eco-jutten tot een excursie met een "gepensioneerde ruige visser". De term ambachtelijk wordt te pas en te onpas gebruikt. "Zelfs ambachtelijke benzine tanken" , chargeerde hij. Hij zou het eiland het liefst "bevriezen" in de tijd, maar besefte met enige wanhoop het onmogelijke hiervan.

Echt Tessels

Lodewijk Dros dreef de spot met de ondernemerszin van de Texelaar. Met name de exploitatie van het begrip "echt Tessels" moest het ontgelden. Een wildgroei aan producten, "neo-Texelse verlakkerij", met als summum Texels bier. "Er is niets Tessels aan." Maar, zo bekende hij, nam ook hij er stiekem wel eens een paar mee naar de overkant mee voor vrienden. Het melancholische "Tessels Halleluja" dat hij aansluitend door het park liet klinken, werd door velen uit volle borst meegezongen.

Hij, Aart van den Brink, Nico Dros en anderen die tientallen jaren geleden naar de overkant verhuisden, maar het eiland nooit hebben losgelaten. Maarten van Rossem was ook van de partij. "Ik zou iets positiefs zeggen, maar het loopt helemaal fout", zei de nationale brombeer. Hij herhaalde weer eens zijn weerzin over het moderne De Koog, het dorp waar hij met zijn familie in 1953 voor het eerst neerstreek voor vakantie. "Als dit vulgaire dorp door de vloedgolf wordt verzwolgen, steek ik de vlag uit." Het was de vaart der volkeren waarin Texel was meegenomen, die deze fervente eilandganger - tegenwoordig in Den Hoorn - aan het hart ging. De grote boerenschuren waar hij zich aan ergert. "Telkens als ik hier terugkeer, staat er wel ergens een nieuwe." De bouwlust en ondernemerszin die De Koog tot wat het nu is maakt, bracht hem tot de conclusie: "De grootste vijand van het eiland zijn de Texelaars zelf." Daar konden de aanwezigen het mee doen.

Wadlopen

John Jansen van Galen was milder van toon en verhaalde over zijn avonturen tijdens het wadlopen, van Texel naar Vlieland. Hoe hij als één van de eerste twaalf deze tocht had volbracht. Hij liet de toehoorders meezingen met het lijflied van de wadlopers: "Zeg ken jij de mosselbank". Judith Ploegman las voor en schrijver watersportliefhebber Toine Heijmans verhaalde over zijn belevenissen op het Wad rond Texel. En zo betuigden heel wat schrijvers op geheel eigen wijze sprekend of zingend hun liefde voor het eiland, het dialect en de Texelaars. Als Jan Wolkers - aan wiens werk de titel van het boek is ontleend - nog had geleefd, had hij het ongetwijfeld bloemrijk verwoord.