Het zonnige weder
Er waren, aangelokt door het zonnige weder, eenige dames naar de dennen beplanting getogen, zeker om te genieten van de heerlijke dennengeur en het aangename van een fietstocht of wandeling. Op den terugtocht hadden ze eenige palen zien liggen en hun harten waren in het diepst bewogen geworden, zoodat zij het niet meer over zich konden verkrijgen die daar zoo maar te laten liggen, temeer daar er zulk een nood aan kolen en hout is. Tenminste we ontmoeten er een, die een dikke paal op het stuur van haar fiets had gebonden en zegevierend en met stralende oogen huiswaarts peddelde, terwijl een andere een stuk hout liefkozend in de armen droeg...