Ton Maijs bij het panorama dat hij schilderde van Oudeschild, de vissershaven anno 1962. Het schilderij, tot eind juli te zien in 't Drijverhuus, maakt veel verhalen los.
Ton Maijs bij het panorama dat hij schilderde van Oudeschild, de vissershaven anno 1962. Het schilderij, tot eind juli te zien in 't Drijverhuus, maakt veel verhalen los. Foto: Gerard Timmerman

Schilder die het goud laat blinken

Vroeger schilderde hij huizen, schuren, kotters en kantoren, tegenwoordig maakt hij schilderijen. Ambachtelijke kennis die Ton Maijs uit De Koog ooit van zijn vader leerde, past hij nu toe op het doek. ''Licht is mijn inspiratie, uit licht kun je kleur maken.''

''Papa, kun je voor mij een Mondriaan maken?'', vroeg zijn dochter als trouwcadeau van haar vader. Hij: ''Daar begin ik niet aan, zo'n specifieke stijl, dat moet je aan die man overlaten. Ik maak wel een Maijseriaan voor je.'' Als gepensioneerd schilder had hij in zijn leven al heel wat potten verf leeg geschilderd, maar een schilderij had hij nog nooit gemaakt. Hij ging aan de slag en bladerend door een fotoboek toont hij het resultaat. Een wat abstract werk, met veel licht en kleur. ''Ik vond het leuk en ook mijn familie vond het leuk.'' Dat is alweer een jaar of acht geleden, inmiddels moet hij meer dan honderd schilderijen hebben gemaakt. Expressionistische werken, figuratief, maar ook realistisch. Dorpsgezichten. Den Hoorn, De Koog en het panorama van de haven van Oudeschild, momenteel te zien op de expositie in 't Drijverhuus. ''Daar krijg ik zóveel reacties op. Het roept allerlei herinneringen op bij mensen, ze komen met allerlei verhalen over de haven.''

1962

Het is de vissershaven zoals die er in 1962 uitzag. ''Als kind kwam ik regelmatig met mijn ouders naar Texel. We woonden in Amsterdam. Mijn vader had er een schildersbedrijf, die kwam hier al vóór de oorlog. In de zomer en ook wel in voor- en najaar gingen we naar Texel. We logeerden bij Pranger en Verseput. We kwamen er zó vaak, het leek in die tijd meer familie. Ik had een 8 mm filmcamera en toen we eens in Havenzicht waren, ben ik als jochie naar buiten gegaan en heb een filmpje geschoten. Heel kort, want een filmpje was duur. Zo heb ik heel wat beelden van Texel geschoten. Ik heb ze bewaard en nu maak ik er schilderijen van.'' De datering is onder meer af te leiden uit het model van de geparkeerde auto's.

Later trad hij in de voetsporen van zijn vader en werd ook schilder. ''Als jochie hielp ik al mee, er was altijd wel wat te doen.'' Op één van zijn schilderijen, van het kerkje van De Koog, op straat een jongedame. ''Toen mijn verloofde.'' Dien, inmiddels de vrouw met wie hij al zo'n 45 jaar is getrouwd. Dien: ''We woonden in Amsterdam, maar wilden naar buiten.'' Ton: ''Ik zei: Als we gaan, dan wil ik naar Texel. Daar heb ik meer binding mee dan met Amsterdam.''

Zo vertrok het jonge stel naar het eiland. ''Ik bouwde er een werkplaats (aan de Spinbaan, waar nu Betsema zit). Na verloop van tijd kon ik bij de Verenigde Schilders terecht en heb de werkplaats afgestoten. Daar werkte toen Klaas Lips uit Den Hoorn. Hij wist een appartement voor ons. De eigenaar, meneer Hoppener kende ik nog uit Amsterdam. Hij was mijn consulent op de vakopleiding. Wat is de wereld toch klein. Bij de 'Verenigde' kreeg ik te maken met jongens die het vak moesten leren, die bij ons ervaring opdeden. Plamuren, afbranden, schuren, schilderen, etc. Ze gingen voor hun examen. Ik heb voor hen een leerplan ontwikkeld, waarin ze onder meer de tijd moesten bijhouden die ze aan een klus besteedden. Daardoor kreeg je overzicht. Daarnaast gingen de jongens naar de streekschool. We spraken af dat ze na school naar de werkplaats kwamen, om na te praten. Ze zijn allemaal geslaagd, noemt hij namen van Texelaars van wie er nog steeds in het schildersvak zitten. Later kwamen ze vanuit het Leerlingenstelstel in Den Haag naar Texel om dat leerplan te bekijken. 'Dat hebben we nodig', zeiden ze. Toen hebben ze mijn leerplan landelijk ingevoerd. Ik heb ook herintreders en Texelaars die gingen omscholen onder mijn hoede gehad. Dan kwamen ze langs en vroegen of ik hen wilde begeleiden. Zo kon ik mensen een plaats in de maatschappij geven.'' Zelfs zijn eigen Dien leerde hij het vak. Zij: ''Ik wilde graag wat doen. Eerst ging ik als schoonmaakster voor de schilders uit, later ging ik als schilder met mijn eigen bus op pad.'' Het echtpaar werkte ook veel samen. Ton: ''Op een gegeven moment kregen we klussen in het buitenland. Opdrachtgevers stelden het erg op prijs als Dien mee ging. In zo'n groep met jongens zorgde zij voor een stukje rust.''

Kaasfabriek

In Kazachstan kreeg ik een bodyguard mee. Die liep wel met een kalasjnikof te zwaaien.

Maijs was inmiddels gaan werken bij Zaanderwijk Schilders. Toeval speelde een rol. ''Ik kwam op de boot een kennis tegen, die het bedrijf had overgenomen, maar op Texel niemand had om het werk uit te voeren. 'Kun je morgen beginnen?' Het kwam precies op het goede moment, ik was toe aan wat anders. Ik ben bedrijfsleider geworden, we deden schilderwerk in de breedste zin van het woord. We kregen een contract van twintig jaar bij de Woningstichting, deden onderhoud van kotters, maar ook kaasfabrieken. Het was de tijd van de certificering en ons bedrijf was ook gecertificeerd. Bij Ursem stond een kaasfabriek en toen de Europese Commissie eens naar Nederland kwam, zouden hun vrouwen daar een kijkje nemen. Maar het zag er niet uit. We werkten met drie ploegen rond de klok door om die fabriek op tijd klaar te krijgen. De schilders moesten allemaal speciale schoenen aan. Er kwam eens iemand van de Arbeidsinspectie. Die keek rond en zei: 'Ik denk dat ik het hier stil leg'. Ik zei: 'Ik denk dat ik u hier op die schoenen niet toelaat.' Ik heb hem nooit meer teruggezien. We klaarden de klus. De grootste grap was dat die fabriek een half jaar later is platgegooid. De fabricage van Kaas ging naar Medemblik. Tussendoor deden we andere klussen. In allerlei landen. Luxemburg, Brussel, Warchau, etc. We schilderden allemaal bankgebouwen. ABN AMRO, American Express en GGB, dat is een Turkse bank. Aan zo'n bank hadden Dien en ik wel een paar weken werk.'' Zelfs in Kazachstan. ''Een bank in Alma-Ata. Ik liep voor mijn werk met voor de begrippen daar veel geld op zak. Daarom kreeg ik een bodyguard mee. Die man liep wel met een kalasjnikof te zwaaien, een rare gewaarwording. Kon ik hem wel vertrouwen? Wel, ondervond ik later. We werden maatjes en hij gidste me zelfs tijdens een bergwandeling. Er werd daar veel gestolen, op een gegeven moment ook onze verf. Toen ik naar het vliegveld reed, viel mij oog op een groen gebouw. Hé, bekende kleur, dacht ik. Ik deed ook eens een klus in Monaco. We vlogen op Nice. Op het vliegveld kon ik kiezen: per taxi of per helikopter? Tijd was geld, vliegen was relatief goedkoop, dus het werd de heli. Dat was normaal weggelegd voor Jan Kalff, destijds topbestuurder bij ABN. In Luxemburg kwam ik Jaap de Hoof Scheffer, toen opperhoofd van de bank, eens tegen. 'Jullie zijn zeker Nederlanders, dat dacht ik al aan het werk te zien.''

Van het één kwam het ander. ''Ik werd in posities geduwd waar ik niet om had gevraagd, maar het gebeurde wel. Zo heb ik als onderhandelaar voor de FNV met werkgevers arbeidsconvenanten afgesloten voor 30.000 schilders. Zoals over veilig werken op hoogte. Daar werd door aannemers wel eens over gemopperd, maar het was wel nodig. Toeval of niet, in die tijd vielen er alleen al op Texel drie man naar beneden'', noemt hij ze met naam en toenaam.

Aan zijn werkzame leven kwam een jaar of tien geleden abrupt en eind. ''Mijn werkgever en ik waren één op één. Ik heb altijd tegen hem gezegd: als jij de zaak verkoopt, dan ga ik weg. Maar ik had wel gehoopt daarna op een zijspoortje actief te kunnen blijven. Toen hij de zaak ineens verkocht, is dat voor mij niet goed uitgepakt. Ik was altijd bezig en had veel verantwoordelijkheid, maar ineens viel alles weg. Ook geen grote werken meer in het buitenland. Ik viel in het spreekwoordelijke zwarte gat. Maar in gedachten was ik gewoon nog met mijn werk bezig. Ik had er nachtmerries van.''

Geen makkelijke periode, maar wel overwonnen. Schilderen is nog steeds zijn passie, maar nu maakte hij schilderijen. ''Het is zó leuk, ik had nu gewild dat ik er veel eerder mee was begonnen. Ik heb het mezelf aangeleerd. Licht is mijn inspiratie, uit licht kun je kleur maken. Mensen zeggen wel eens: 'Wat ben jij divers. Maar ik schilder waar ik zin in heb en wat er uit mijn handen komt.'' Dien: ''Geen kleur komt uit een tubetje, Ton mengt alles zelf.'' Zo divers als zijn stijl is, zo kenmerkend is het gebruik van kleur en licht.

24-karaats

Bijzonder hulpmiddel daarbij is goud. ''24-karaats'', haalt hij velletjes met bladgoud tevoorschijn. ''Mijn vader heeft me geleerd om met bladgoud en brons te werken. We brachten het onder meer aan op de wijzerplaat van de kerkklok.'' Ton noemt het de Louis de 14e-stijl, de grandeur van de Franse Zonnekoning. Als het licht er op valt, begint het te leven'', wijst hij op de zon in één van zijn schilderijen. ''Ik werk ook met goudstof'', wijst hij op een zeegezicht. Het strand is van goudstof. Het geeft een speels effect, het sprankelt onder invloed van het buitenlicht. ''Er zit ook brons in, om het goud te accentueren. Het mooiste is het met kinderen. Ik leer ze op een andere manier te kijken naar het schilderij. Zij geven veel respons.''

Gerard Timmerman

Ton Maijs verwerkt bladgoud in zijn schilderijen.