Wat ik zeggen wou

Faunavervalsing

'Dode vos langs Hoofdweg,' 'Steenmarter overreden bij de Krim' , 'Zandhagedis waargenomen in Texelse Duinen'. Met enige regelmaat lezen wij berichten over vondsten van diersoorten waarvan het voorkomen op Texel tot nog toe niet bekend was. De waarnemingen worden gemeld bij de TC, waarna navraag wordt gedaan bij biologen met specialistische kennis omtrent de aangetroffen 'immigrant'. Biologen hebben altijd wel plausibele (maar doorgaans onbevestigde) verklaringen voor de manier waarop die dieren op Texel hebben kunnen komen. Vrijwel altijd eindigen ze echter met de eindconclusie dat zulke dieren hier niet welkom zijn 'omdat ze hier van nature niet voorkomen'. Faunavervalsing dus, mijns inziens een in biologische zin racistische gedachte. Hoe bepaalt men eigenlijk welke diersoorten hier 'van nature' wel of niet voorkomen? Zijn daar wel of niet objectieve criteria voor? Wij zijn allemaal geneigd om de toestand van de natuur zoals die nu is te vergelijken met de toestand zoals die was in onze jeugd. Of in de jeugd van onze ouders, of hun ouders. Verder terug gaan we niet. Maar hoe was het hier 1000 jaar geleden? Ik stel me voor dat ons eiland in het jaar 1016 nog onbewoond was, en er nog geen bouwlanden, weilanden of kerken waren. Waar maakten kieviten, grutto's en kerkuilen in die tijd hun nestje? 1000 jaar is voor de mens een heel lange periode, maar voor de evolutie in het dierenrijk een millimeter in vergelijking tot een lichtjaar. Wie kan bewijzen dat er in het jaar 1016 geen vossen of steenmarters voorkwamen op Texel? Zandhagedissen (en dat weet ik zeker) komen 'van nature' voor op Terschelling, en waarom zouden ze vroeger ook niet op Texel hebben geleefd?

Rogier Daan (bioloog)

De Waal