Van wie ben je dr ien….?

Een vrachtwagen vol met snoeihout, ik moest de meierblis maar eens opzoeken. Het is woensdagmiddag en de jeugd bouwt hutten van oude kuubkisten en wat al niet meer. Ze hebben een soort weggetje omhoog gemaakt op hun grote hoop van fortuin en zodra ik uit de wagen spring met Souwtje komen ze aanjoelen. Wat een enthousiasme, leuk, de golden altijd in voor een spel helpt de jongens op haar manier mee, en springt lustig met van alles in haar bek in het rond. Één van de grootste, Mick, herken ik, het is de zoon van Simone, vriendin van de tuinclub, hij gaat graag mee naar het bos, hij klimt op zijn klompen de bak in, en schuift met de houten schuiten het snoeihout naar de klep, zodat de jongens het aan kunnen pakken. "Dat doe je goed", roep ik, blij met zulke stoere mannen. "Ik ben van Simone", roept hij lachend, ik knik hem bemoedigend toe. Als ik in de rondte kijk zie ik kennis, dat moet er eentje van Judith van der Zee zijn, hij knikt bevestigend, en daar die mooie donkere Mees, hij kwam al met de kinderpostzegels aan de deur. Hij legde me toen haarfijn uit dat het heel belangrijk voor jeugdopvang was dat ik kaarten bestelde. Een van de jongsten trekt aan mijn jurk: "Ik heb een nest gevonden, een nest met eieren, wilt u ze wel zien?" Op mijn grote rubberlaarzen stap ik achter hem aan, hij wijst in de kant van de sloot, onder de bramentakken, zie ik inderdaad een mooi nest met volgens mij eendeneieren. Ze zijn licht van kleur, maar moedereend is in geen velden of wegen te bekennen. "Moeten we ze ergens anders heen brengen?", vraagt hij bezorgd. "Nee kom er maar niet aan. Als jullie uitgespeeld zijn komt moeder eend wel terug misschien." "De blis is over 14 dagen". Hij kijkt me serieus aan en in zie hem denken, hopelijk zijn ze dan al uitgebroed. Ja knik ik, vast wel. "Hebben jullie zin in een ijsje?" Nou daar hebben ze wel oren naar, als ik terugkom met een doos perenijsjes klimmen ze boven op de brute brandstapel en gaan heerlijk zitten te smekken. Ik kijk nog eens goed naar de eierenvinder en vraag: "Heet je moeder Yvon?" Grappig hoe gelijkend hij is. "Ja, en de mijne ook", roept zijn broer enthousiast. Wout, die ook meerijdt in de wagen vraagt: "Ken jij ze?" Hij houdt de ijspapiertjes en het karton zorgvuldig vast. Ik moet denken aan honderd jaar geleden, ik vond het maar raar dat mijn moeder vroeg aan vriendinnetjes: "Ben jij een Bakkertje uit de Westen? "of "Ben jij van Keizer van de Pelikaan?" Ik betrap mezelf erop en moet lachen, ik word al een echt oud wijf. "Ja, jij bent er toch ook ien van Alma?", roep ik naar hem terug. "Neem de ijsjes die over zijn maar mee, vindt ze vast lekker." De telefoon gaat, de dochter, die na vijf jaar weer terug is op het eiland: "Zin in koffie mam?" Onder de troep, op rubber laarzen zitten we in de zon met een bakkie.:"Snap je dat nou mam? Patiënten vragen steeds: "ben je een dochter van Jozien?" "Ja, zeg ik lachend", "ik snap het Leen."

Jozien