Jan van Sambeek, die donderdag 18 februari 100 jaar wordt, leest de krant nog zonder bril. ''Een voorrecht om met z'n tweeën oud te worden.''
Jan van Sambeek, die donderdag 18 februari 100 jaar wordt, leest de krant nog zonder bril. ''Een voorrecht om met z'n tweeën oud te worden.'' Foto: Gerard Timmerman

Bollenteler in ruste nadert de honderd jaar

Je ziet het niet aan hem af, toch wordt Jan van Sambeek uit Den Burg donderdag 18 februari honderd jaar. Energiek, geïnteresseerd en scherp van geest. ''Op de bridgeclub houden ze geducht rekening met me.''

Terug naar het geboortejaar, 1916. De grote watersnood, de Eerste Wereldoorlog woedde, de eerste CAO was een feit en Texel telde rond de 7000 zielen. Jan van Sambeek werd geboren op de Hertenkamp, de boerderij in Waalenburg (in 1963 verbrand en niet herbouwd). ''Mijn vader was landbouwer en pachtte de boerderij van Sijp Eelman (''de Spiekerkoning''). Na de lagere school ging ik aan het werk in de bloembollen. Eerst bij Reijer Eelman. Hij teelde narcissen, Golden Spurren. Dat was in die jaren een goudmijn.'' Aangespoord door de goede resultaten, begon hij voor zichzelf. ''Op mijn zestiende had ik tachtig Rijnlandse roeden (één hectare is 700 RR). Maar er volgden ook magere jaren. Na de beurscrash in 1929 raakte de wereld in een grote depressie. Ook de handel in bloembollen raakte in het slop. ''Er waren veel teveel bollen. Toen kwam de sanering, elke teler moest de helft van z'n areaal inleveren, de teelt ging op vergunning. Ik had er geen zin meer in en verkocht mijn teeltbewijzen. Voor een rijksdaalder, later werden ze vier, vijf gulden. Ik ging in loondienst, maar begon later toch weer voor mezelf. Je moest een diploma hebben, dus ik volgde een bloembollencursus. Ik huurde teeltbewijzen, maar na verloop van tijd waren die niet meer nodig en werd de teelt vrij. Ik huurde land in polder Het Noorden en woonde in Den Burg. Later kon ik land huren op Madura in Eierland, eigendom van Baron van Tuyl, die daar meerdere boerderijen had. Hij is een paar keer langs geweest, een prettig man en verwoed jager. Dan kwamen ze met een stuk of tien drijvers om het wild op te jagen. Hij had ook een vergunning gegeven, zodat ik een schuur mocht bouwen. Het werd nogal een flinke. Toen hij het zag, zei hij: 'Ik dacht dat ik toestemming had gegeven voor een schuurtje, niet voor een hangar...' Het was best bollenland, je verdroogde er nooit. Ik teelde narcissen, krokussen en tulpen. Het was de tijd dat de bollen nog goed geld opbrachten. De tienen van Madam Lefeber deden een twaalf cent, de elven dertien en de twaalven veertien. Eén jaar deden ze een cent minder. Ik zei tegen handelaar Cees Koorn: 'Dat doe ik niet.' Dat heeft me veel geld gekost, want later deden ze drie, vier cent minder. Ik was dus niet zo'n beste handelaar...'' Maar telen kon hij ze als de beste. ''Het groeide er als riet, ik kon er meestal meer leveren dan ik had verkocht. Ik heb daar beste jaren meegemaakt.''

Hij maakte mee hoe de mechanisatie z'n intrede deed in de bollenteelt. ''Als jochie plantten we de bollen met de hand, ploegden we ze uit. De komst van de eerste rooimachine was een hele gebeurtenis. Na verloop van tijd ging alles met de machine. Het koppen, waarbij je de hele dag voorover stond, bleef lang handwerk. Zwaar voor de rug.''

Met echtgenote Dora (Schrama) kreeg hij drie dochters. ''Ook zij hielpen mee, in de zomer pelden ze bollen. Ook Dora hielp mee. Koffie drinken om half tien was belangrijk. Dora kwam 's morgens op de fiets uit Den Burg en bracht verse koffie mee.'' De bollenteelt ligt inmiddels ver achter hem. Sinds drieëneenhalf jaar woont hij met Dora (94) in De Gollards. Tot grote tevredenheid. ''We hebben het hier uitstekend.'' Bridgen is zijn lust en zijn leven, hij speelt het kaartspel nog elke week in De Buureton. Behoorlijk fanatiek en niet onverdienstelijk. ''De tegenstanders houden geducht rekening met mij. Natuurlijk vergeet je op mijn leeftijd weleens dingen, maar van partijen die ik speelde toen ik kampioen werd van Texel, kan ik het spel nog zo opnoemen. Ik mag niet mopperen.''