Wat ik zeggen wou

Aanlandingsplicht (4)

In de TC van 8 januari 2016 gaven wij onze mening over de (onzinnigheid van de) aanlandingsplicht van bijvangst in de visserij.

Een week later lazen wij het commentaar van Nathalie Steins & Han Lindeboom (IMARES) en Kees Camphuysen (NIOZ) op ons stukje.

Wij willen op hun commentaar graag reageren.

Beide briefschrijvers hebben ongetwijfeld gelijk als zij stellen dat regelgeving met betrekking tot aanlandingsplicht niet alle bijvangst betreft (zoals wij schreven), maar slechts een deel daarvan: 'ondermaatse commerciële vis': Wij hadden het wat dat betreft dus mis.

Wat onder commerciële vis wordt verstaan schijnt overigens in de komende jaren nog wel te veranderen. Nu gaat het nog om tong, straks ook om schol, straks om nog meer.

Ons standpunt, dat het verplicht aanlanden van bijvangst een onzinnige maatregel is, verandert door de nuancering van bovengenoemde critici echter niet.

Het aanlanden van bijvangst van bijv. jonge tong kan geen enkel zinnig doel dienen. De wetenschap kan er niks mee; voor zover wij weten is er dan ook nog geen enkel wetenschappelijk onderzoeksvoorstel in de maak dat gebruik wil maken van onbetrouwbare bestandsschattingen van ondermaatse tongen op basis van vangsten in de netten van welke vissers dan ook.

Als wij zelf vissers zouden zijn, en verplicht tot het aanlanden van ondermaatse vis, zouden we vermoedelijk na elke trek enkele exemplaren uit de bijvangst in een plastic zakje stoppen en de hele rest over boord flikkeren. Klaar is Kees.

Waarom ingewikkelde regeltjes creëren die geen enkel doel dienen? Zou het niet beter zijn als we eerst eens ons gezonde verstand zouden gebruiken?

Rogier Daan, Hans Groot, Herman Ridderinkhof,