Jakim, die is gevlucht uit Syrië en op zoek  is naar zijn ouders, fietst over het eiland en  maakt zo kennis met Texel en de Texelaars.
Jakim, die is gevlucht uit Syrië en op zoek is naar zijn ouders, fietst over het eiland en maakt zo kennis met Texel en de Texelaars. Foto: Josephine

Verder van oorlog kun je niet zijn

Jakim staart over de zee. In gedachte is hij terug in zijn vaderland Syrië. Drie maanden geleden is hij met zijn vader, moeder en zusje Fajah op vlucht geslagen. Dit enorme schip is een stuk veiliger dat het gammele, volgepakte bootje waarmee ze zijn overgestoken.

Ze hebben geluk gehad en het overleefd. Daarna volgde een lange en uitputtende reis naar de vrijheid. Uiteindelijk zijn ze in Nederland terechtgekomen, van het ene opvangcentrum naar het andere kamp. En nu de oversteek naar Texel, het eiland dat hij op deze veerboot nu snel nadert. Wat is het een groot schip en wat zijn er veel mensen aan boord. Er heerst een opgewonden sfeer. Alsof men het beloofde land nadert. Hij denkt aan Syrië, waar hij zo gelukkig was, tot… Plotseling kijkt hij achterom. Waar is iedereen? Hij herinnert zich een stem te hebben gehoord: ''U nadert…'' De boot ligt in de haven. Maar waar zijn papa, mama en Fajah? De schrik slaat hem om het hart. Hij rent voor voren, maar loopt zich vast in de menigte die het schip oploopt. Net als hij de uitgang heeft gevonden, sluit het automatische hekje. Te laat. De boot vertrekt, en weer klinkt het bandje. Dan maar weer keer heen en weer, er zit niets anders op. Dit zal hem geen tweede keer overkomen. Als de boot het eiland weer nadert, staat hij vooraan. Maar waar hij ook kijkt, op de wal geen papa, mama of zusje. Wat nu? Hij ziet een bus. Texelhopper staat er op. Hij stapt in en pakt zijn OV chipkaart. De chauffeur schudt zijn hoofd. ''Die is hier niet geldig.'' ''Doet u mij dan maar een los kaartje.'' Maar zo werkt dat niet. Jakim is de wanhoop nabij. Maar dan steekt een vriendelijke man hem een kaartje toe. ''Neem deze maar.'' Hij gaat zitten, naast een vrouw. Ze stelt zich voor. ''Piraro Reitsjerai.'' Ze begint te vertellen over de Texelhopper. Niet zo'n positief verhaal. Haar mening, zegt ze, ventileert ze ook in ingezonden brieven in de plaatselijke krant. Hebben ze op dit eiland een eigen krant? Waarin je ook nog eens mag schrijven wat je vindt? Jakim denkt aan zijn vaderland, waar je het wel laat om je mening te geven, laat staan in de krant. Hij kijkt naar buiten. Wat is het donker, roetnacht. Wel een krant, maar nergens straatverlichting. Hebben ze hier soms geen elektriciteit. Waarom heet die boot dan Texelstroom?

Onderweg ziet hij hoe er in de weg kleine lichtjes omhoog schijnen. Alsof de sterrenhemel op aarde is gevallen. De bus rijdt om een stel fietsers heen. Gevaarlijk hoor, want nu ze stil staan, branden hun fietslampen niet. Zeker de weg kwijt. Met het licht van hun telefoon proberen ze te ontcijferen wat er op de wegwijzer staat. Verderop stopt de bus. ''Den Hoorn'', hoort hij achter zich. Hij stapt uit, maar ziet nergens familie. Wel stuit hij op een maskerade. Wat is hier aan de hand? Mensen met maskers op, mannen in vrouwenkleren en borden met teksten. Een demonstratie? ''Ouwe Sunderklaas'', roept iemand. ''Eén keer per jaar nemen Texelaars elkaar op de hak.'' Hij bekijkt de voorstellingen, maar begrijpt er niets van en maakt zich los uit de uitgelaten menigte. Hij zoekt een rustig plekje. Hij ziet een verlaten boet en gaat naar binnen. Hij is doodmoe, gaat op een baal stro liggen en valt in een diepe slaap.

De volgende morgen schrikt hij wakker van een oorverdovende herrie. Een boer die zijn trekker start, De man ziet het verschrikte gezicht van het joch. ''Wat doe jij hier?'' Jakim legt uit hoe hij hier gekomen is. De boer is gelukkig niet boos. ''Kom maar mee, eerst ontbijten.'' Gebakken eieren, dat smaakt prima. ''Neem deze fiets maar, dan hoef je niet meer met die Texelhopper.'' Fietsen heeft hij nog nooit gedaan. De boer geeft Jakim een ferme duw, al slingerend gaat het joch op weg. Het went snel. Om af te snijden, neemt hij een duinpaadje. Dát is leuk, heuveltje op, heuveltje af, steeds sneller. ''Hee jij daar, stoppen!'' Een man in een groen uniform houdt hem staande. ''Je mag hier midden in de natuur niet zomaar fietsen, daarvoor hebben we het mountainbikepad. Voor deze keer zie ik het door de vingers, maar als ik je nog een keer betrap krijg je een bekeuring.'' Zelfs op Texel is de vrijheid niet onbeperkt, weet Jakim nu.

Hij trapt en trapt. Texel bevalt hem wel. Een fraai, groen landschap en mooie boerderijen met een puntdak. Maar helaas ook wel eens een minder mooi gebouw, dat hij er helemaal niet vindt passen. Dat dit hier zomaar mag? En wat staat daar allemaal? Boeien, ankers, reddingscapsules en ander afgedankt spul. Er staan mensen naar te kijken? Ze betalen er zelfs entree voor. Dus ze weten hier zelfs aan ouwe troep te verdienen. Die Texelaars zijn slimme zakenlui. Hij passeert stalletjes met allerlei spullen en ziet bordjes: ''Kamperen bij de boer'' en ''logies met ontbijt''. Zouden ze hier allemaal een bijverdienste hebben? Wat hoort hij daar? ''Geen eiland zo schoon als dit, hier voel ik mij fier en fit. Zon, zee, wind en zand, mijn allerliefste strand.'' Dat klinkt prachtig, maar wie is dit? ''Ik ben de Eilanddichter.'' Dat betaalt zeker wel goed? ''Nee, niets. De Texelse gemeenteraad heeft besloten dat het een onbezoldigde functie is, ik dicht dus pro deo.'' Jakim krabt achter zijn oren. Texelaars hebben ook hun zuinige kanten.

Onderweg komt hij bijzondere vervoermiddelen tegen. Iemand op een soort fiets, maar toch weer niet. Hij loopt en rijdt gelijktijdig. Een ander ligt op zijn fiets en kijkt naar de hemel, een derde staat tussen twee wieltjes, doet niets en gaat toch vooruit. Jakim springt aan de kant, met oorverdovend lawaai nadert een open voertuig. Twee mannen met stofbrillen scheuren voorbij. En daar, een groepje mannen en vrouwen in lange leren jassen, klompen aan en rare leren helmen op. Hun tweewieler maakt een pruttelend geluid.

Hij passeert een soort nederzetting, met dezelfde huisjes. Een vluchtelingenkamp? Nee, een vakantiepark. ''Vol'', leest hij. ''Heel Texel zit vol, voor een plekje moet je wel een maand van tevoren boeken'', zegt iemand. Verderop is er reuring. ''Dit is een evenement. Daar hebben we er dit jaar 139 van. Dit is maar een kleintje. We hebben ze véél groter, met veel meer mensen, licht en lawaai. We doen dat om de toeristen bezig te houden, onze bedrijfstak te promoten of geld voor de club te verdienen. Je bedenkt iets, zoekt sponsors, vrijwilligers, vraag vergunning en hupsakee, weer een evenement.' Jakim denkt: Geen stilzitters, die Texelaars.

''Neem deze fiets maar, dan hoef je niet meer met die Texelhopper.''

Hij fietst verder. Wat is dat voor een groot en lelijk gebouw? Politiebureau, leest hij. Zij weten vast wel waar papa en mama zijn. Hij loopt naar de ingang. Gesloten! Wat heb je nu aan een politiebureau dat niet open is? Er is wel een E-loket, waar je digitaal aangifte kunt doen. Maar Jakim heeft niets aan te geven. Verder op de fiets. Het landschap wordt glooiend. Wat zijn dat voor groene walletjes in het land? En wat een bijzondere schuurtjes. Schuin aan de ene kant en plat aan de andere. Ze staan overal, en allemaal in dezelfde richting. De platte kant naar het oosten. Dat herinnert hem er aan dat het tijd is voor zijn gebed. Heerlijk die stilte. En zo vredig. Verder weg van de oorlog dan hier kun je niet zijn. Hee, wat staat er op dat bordje? ''Begraafplaats Georgiërs.'' Wat moeten die lui nou helemaal hier? Jakim loopt door het hek naar binnen. Op het veld staan rozenstruikjes. Hij leest de tekst op het bord. ''Hier rusten 476 Georgiërs die bij de opstand van 6 april tot 12 mei 1945 tegen de Duitse bezetters van Texel zijn omgekomen.'' Dus het is hier niet altijd zo vredig geweest, er heeft ook oorlog gewoed. Gelukkig lang geleden. Nu snapt hij ook hoe die kleine ronde meertjes overal in het land zijn gekomen. Dat moeten bomkraters zijn.

In het land ziet hij schapen. Verrek, eentje ligt er met de poten omhoog. Probeert overeind te komen, maar dat lukt niet. Jakim stapt over het hek, rent het land in en geeft het dier een zetje. Het schaap komt overeind, schommelt wat heen en weer en begint te piesen. ''Als ie dat doet, is het goed'', vertelt een boer die is aan komen lopen. ''Goed gedaan! Als je een verwenteld schaap overeind zet, heb je een borrel verdiend!'' Maar voor alcohol is hij nog veel te jong. Maar de beker warme chocolademelk smaakt heerlijk. Hij vraagt of de boer zijn ouders heeft gezien? ''Nee, over een paar dagen komen er wel 120 vluchtelingen, een hele sporthal vol. Misschien zitten ze daar tussen.'' Jakim vertelt zijn verhaal, zijn herkomst, over de dictatuur en zijn verlangen naar democratie. De boer: '''Democratie, de meeste Texelaars weten niet anders. We verkeren best in een luxe positie. Het is zelfs zo dat veel mensen niet eens in de gemeenteraad willen zitten, omdat ze het te druk hebben of bang zijn dat het hun zakelijke belangen schaadt. Met elkaar kiezen we een raad. Maar als die een besluit neemt, is menig Texelaar het daar vaak niet mee eens. Daar mopperen ze dan over. Democratie is dus niet zaligmakend, maar nog altijd een stuk beter dan een dictatuur.''

Jakim neemt afscheid en gaat op weg naar de vissershaven. ''Kiek déér leit Skil'', wijst een man de weg. Tsjonge, die lui zijn moeilijk te verstaan. Zouden ze hier een eigen taal hebben? Daar is de haven. Hee, wat leuk, ze hebben hier een opening in de dijk waar je doorheen kunt rijden. Op de kade maken twee mensen ruzie bij een auto. De één heeft een uniform aan en legt een papiertje onder de ruitenwisser. De ander is het er duidelijk niet mee eens. Jakim vangt een paar woorden op: ''Bekeuring'', ''Texelvignet, wat is dat?'', ''Toeristje pesten'' en ''Jullie zoeken het maar uit op Texel, ik kom hier nooit meer''.

Veel reuring op de haven, maar geen papa en mama. ''Moet jij niet naar huis?'', roept iemand. ''Weet u waar mijn familie is?'' ''Je moet in Den Burg zijn, bij de Kastanjeboom''. Jakim fietst zo snel hij kan. Het wordt donker. Daar in het midden van het pleintje staat de boom. Uit het restaurant komt licht, warmte en het ruikt er lekker. Hij stapt binnen, maar geen pappa en mamma. ''Ik denk dat je bij de Karseboom moet zijn'', zegt de kok. Hij loopt er heen en ziet een haveloos pand. Het bouwval staat leeg. Verderop ziet hij een mooi, wat statig gebouw: Texelse Courant. Er brandt ligt. Hij gaat naar binnen en ziet een redacteur achter een schrijfmachine. ''Dag Jakim, je bent precies op tijd. Ik maak net het kerstverhaal af. Je ouders en zusje wachten op je in De Waag.'' Jakim kijkt en rent erheen. Zo'n mooie kerststal heeft hij nog nooit gezien. Het is er veilig, warm en gezellig. En jawel hoor, daar zijn papa, mama en Fajah.

Gerard Timmerman

De redacteur van de Texelse Courant is nog aan het werk. ''Dag Jakim, je bent precies op tijd''