Joke Huisman als kind in de tobbe.
Joke Huisman als kind in de tobbe. Foto: Familie Huisman

Jeugdherinneringen

Een bijzondere uitgave van de Historische Vereniging, dat in het laatste nummer ''Toen ik jong was'' 45 verhalen van Texelaars heeft opgetekend. Texelaars van in de twintig tot in de negentig halen herinneringen op aan hun kinderjaren.

Het resultaat is een dikke pil van bijna honderd bladzijden vol nostalgie en terugblikken op de ''goeie ouwe tijd''. Yolanda Legierse vertelt over hoe het gezin in De Koog 's zomers naar de schuur verhuisde. ''Wij sliepen in een stapelbed achter het gordijn. Een bank met tafeltje en een keukentafel met vier eetkamerstoelen, dat was ons interieur.'' Het huis werd in de jaren zestig verhuurd aan gasten. ''Als deze mensen kwamen was het een feestje; we werden overstelpt met kadootjes en chocolade. De hele vakantie konden we daarvan genieten.'' In de straat werd veel aan gasten verhuurd. ''Dat was heel normaal vroeger.'' Bas Huisman woonde aan de Schoonoordsingel in Den Burg. ''Elk jaar gingen we met alle kinderen uit de buurt met de Jan Plezier een middag op pad. Het was verzamelen bij het fanfaregebouwtje. Volle bak. De reis ging richting de Dennen en na een rondje door het bos weer terug naar Den Burg via De Koog. Daar stopten we bij snackbar Veronica en werden getrakteerd op een zak patat. Groot feest, want patat, dat kreeg je bijna nooit.'' Zus Joke vertelt onder meer over hoe ze als kind in de tobbe ging. ''Hoewel we al een douche in huis hadden, ging ik liever in de tobbe. Daar kon ik langer in blijven zitten en lekker spelen. Water over mijn hoofd, zoals in de douche. In die tijd geen lekker badschuim! Met een stukje zeep en een washandje kon je wat inzepen. Met de tobbe in de deuropening naar de kamer, stoelen aan de kant, kon ik mooi televisiekijken.'' Jan Vonk verhaalt over zijn jongensjaren op Oost. 'Met laag water staken we pieren, zodat er daarna gevist kon worden met een lijntje, gewoon een stuk touw met wat haken en een steen er aan.'' Ook het klimmen op de IJzeren Kaap, toen nog een verdieping hoger, was een grote uitdaging. ''Het was een sport om in De Kaap te klimmen en boven aangekomen een rondje te lopen met losse handen op zo'n twintig meter hoogte.'' Op 30 april was er meierblis. Na weken van rommel verzamelen, naderde op 30 april het moment van aansteken. Het over tijdstip waren grote meningsverschillen. ''Het was een sport om na het aansteken van de blis zo lang mogelijk boven op de blis te blijven zitten, met gevaar voor eigen leven overigens.'' Van mevrouw E. Mantje-Koopman een rijm over een noodlottige gebeurtenis in december 1774 toen drie jongens uit Den Hoorn na een schaatstocht naar Den Burg op de terugweg door de kou werden bevangen en het niet overleefden. ''Uit De Zwaan aan Den Burg zijn zij gegaan te rijden of te lopen. Tehuis komen lieten zijn achteraan hun ouders volg zorg en hopen. Des andere daags kwam het gerucht, de ouders gaven zucht op zucht. Het volk uit alle hoeken, ging om de knapen te zoeken.'' Het gedicht vertelt hoe boer Theunis de Metselaar de drie jongens aantrof in een hooischelf. ''Die schelf omtrent de Hemmerkooi, daar zaten en lagen ze in het hooi.''

Nummer 117 van de Historische Vereniging is te koop in de boekhandels.