De Astrid op het strand tussen paal 8 en 9.
De Astrid op het strand tussen paal 8 en 9. Foto: Archief Klaas Uitgeest

'Kok sliep met fles drank in zijn armen'

Het ontbreekt in 1932 aan boord van het Deense zeiljacht 'Astrid' niet aan dranken en spijzen. Waar het volgens artikelen in de Texelse Courant op het Deense schip echter wel aan ontbreekt: zeemanschap en gezond verstand.

Liefst twee keer in korte tijd strandt de tweemaster, voor een plezierreis op weg van Kopenhagen naar Tenerife, langs de Nederlandse kust. Op 26 juli 1932 loopt het aan de grond in het Pinkegat bij de Engelsmanplaat. In de vroege ochtend van 2 augustus 1932 is het opnieuw raak; de Astrid strandt tussen Paal 8 en Paal 9 nabij Den Hoorn. De krantenartikelen uit die tijd zijn zakelijk, maar tussen de regels door komen de smeuïge details naar voren. Een artikel in de krant van 27 augustus meldt dat er aan boord likeur en verscheidene flessen drank worden aangetroffen. "Er wordt gefluisterd dat de drank schuld had aan de stranding, maar dat moet nog opgelost worden." De vraag is op dat moment wel hoe het anders mogelijk is om nota bene met gediplomeerd personeel aan boord tot twee keer toe te stranden. Mees Toxopeus, oud-schipper van de reddingmaatschappij, bevestigt in zijn boek 'Woest maar kalm' uit 1962 het beeld dat ze op de Astrid met meer dingen bezig zijn dan alleen met varen. Aan boord zijn een bankdirecteur, een zeeofficier, een kok, een schipper en twee dames van wie na de stranding bij de Engelsmanplaat duidelijk wordt dat het dames van lichte zeden zijn. De opvarenden vertikken het van boord te komen als de reddingboot nabij komt. Gemeld wordt hoe de kok met een fles drank in zijn armen op het gestrande schip ligt te slapen. Uiteindelijk laat toch een van de dames zich door de reddingboot naar de vastewal brengen, waarna ze in Nieuweschans door een katholieke instelling wordt opgegeven. De Astrid komt door geluk weer los, waarna het schip verder vaart. Bij de tweede stranding op Texel is aan boord blijven er niet bij. De overgebleven opvarenden moeten op een gegeven moment zwemmend en met hulp van een vlet van de Dorus Rijkers het vege lijf redden, wanneer de Astrid bij hoogwater door de sterkte stroming van de zandbank schuift. Het schip gaat vrijwel meteen ten onder in de diepte. Beschreven wordt hoe de Astrid wordt opgegeven, wordt verkocht aan een paar Texelaars, maar ook hoe het ten prooi valt aan jutters. "Er blijft weinig fraais over van het eens zo sierlijke scheepje." De stranding wordt landelijk nieuws en in de Telegraaf wordt beschreven hoe de jutters te werk gaan. Een Texelaar die in die dagen in een kapperszaak in Amsterdam zit, hoort hoe Texelaars weinig vriendelijk worden omschreven als een stelletje rovers die azen op hun prooi. De Texelaar laat in de kapperszaak maar even niet weten dat hij van het eiland komt. In de Texelse Courant wordt de jutterij verdedigd, maar wel met de boodschap om van andermans spullen af te blijven. Dat het er inderdaad niet zachtzinnig aan toegaat, blijkt uit een artikel dat jutters uit Den Helder bij de Astrid zelfs een mes trekken als het tot een woordenwisseling komt. C. Kok en J. Agter worden voor honderd gulden eigenaar van het gestrande jacht dat volgens de Telegraaf in die tijd 35.000,- gulden waard moet zijn geweest. De twee ondernemen nog een poging met lege petroleumvaten de Astrid te lichten, maar dat heeft geen resultaat. Voor de Deense opvarenden is Texel definitief het eindpunt van de turbulent verlopen plezierreis naar Tenerife. Vanuit Den Helder moeten ze op de fiets zien terug te komen in Denemarken. Met dank aan Klaas Uitgeest.