Het graf van de Syrische vluchteling Mouaz al-Balkhi op de Algemene Begraafplaats. Het wordt verzorgd en trekt steeds meer aandacht.
Het graf van de Syrische vluchteling Mouaz al-Balkhi op de Algemene Begraafplaats. Het wordt verzorgd en trekt steeds meer aandacht. Foto: Gerard Timmerman

''Namens zijn moeder leg ik bloemen neer''

Rozen, lavendel, petunia's, zwerfstenen en met koper zijn naam. Het graf van Mouaz al-Balkhi, ''de wetsuitman'' wiens lichaam vorig jaar op Texel aanspoelde, is niet anoniem meer en groeit uit tot een monument voor de vluchtelingenproblematiek.

Hoeveel Texelaars het graf verzorgen is niet precies duidelijk, maar vier reageerden er op de oproep in deze krant door journaliste Manon de Jong, die voor de EO een uitzending over de vluchtelingenproblematiek. Centraal daarin staat de 22-jarige Syriër die bij zijn poging het Kanaal over te zwemmen om het leven kwam en wiens lichaam aanspoelde op het strand van De Koog. Wiens lichaam het was bleef lange tijd onduidelijk, tot op 2 januari van dit jaar op de rotsen van Noorwegen een drenkeling werd gevonden in precies hetzelfde zwempak. Journalist Andres Fjellberg reisde af naar Calais en drong door in de ''Jungle van Calais'', het tentenkamp van vluchtelingen aldaar. Via-via kwam hij erachter dat in het graf op de Algemene Begraafplaats Mouaz al-Balkhi ligt, 22 jaar en student elektronica. Op zoek naar een studieplek, eerst in Turkije en uiteindelijk in Engeland. Tot dat moment was de vluchtelingenproblematiek een fenomeen dat zich voor veel Texelaars ver van het bed afspeelde. Maar de wetenschap dat één van de Syriërs die zijn vlucht naar de vrijheid met de dood had moeten bekopen, hier terecht was gekomen, bracht daar verandering in. Al snel werden op het kale zandheuveltje bloemen gelegd, plantjes gepoot en maakte iemand van zwerfstenen en koper een grafmonument. Geen afgesproken werk, ieder van hen deed het afzonderlijk en blijkbaar hebben ze elkaar niet getroffen. ''Toen ik had gehoord wie er in dat graf lag, zei mijn gevoel dat ik er naar toe moest'', vertelt een Texelse. ''Ik heb bloemen neergelegd en toen zag ik dat er al meer dingen lagen. Wie dat heeft neergelegd, weet ik niet. Maar het is aandoenlijk. Ik ben moeder en oma, zoals deze jongen ook een moeder en oma heeft. Die kunnen niet naar zijn graf, namens zijn moeder en familie leg ik hier bloemen neer.'' Soortgelijke gevoelens, betrokkenheid en het idee dat de familie van de drenkeling ver weg is, spelen ook bij anderen die zich hebben gemeld. Mouaz stond onlangs ook centraal in de preek van Hans van Marseille van de doopsgezinde gemeente, die verwijst naar de zoektocht naar de identiteit. ''En misschien nog wel het ergste: er kwam ook niemand naar de drenkeling vragen...'' Van Marseille verwijst naar Josef van Arimatea, die naar Pontius Pilatus gaat om het lichaam van Jezus op te halen. ''Hij wil Jezus verzorgen en netjes begraven. Daar gaat troost vanuit. Je laat niet iemand alleen. Het is troostrijk te weten dat je niet vergeten wordt.'' Ook vertelt hij over zijn ontmoeting met een vrouw die vertelde dat ze 22 jaar moeder was geweest en over de troost dat ze zo dichtbij het graf woont en dat ze daar elke dag terugkeert. ''Opeens herkende ik in haar het verlangen/vertrouwen waarmee Josef van Arimatea naar Jezus' lichaam vroeg. Toen ik haar vertelde over Mouaz, die ook 22 was geworden, luisterde ze alsof haar zoon er een nieuwe broer had bijgekregen.'' De doopsgezinde kerk besprak onlangs met de gemeente het aanbod om, in plaats van deze wat anonieme plek in vak E, Mouaz een definitieve plek te geven. Maar nu het graf wordt verzorgd, steeds meer mensen het weten te vinden, er met elkaar in gesprek gaan en de (media-) aandacht, laat men het voorlopig maar zoals het is.