Hans Witte aan het werk bij de fuik van het NIOZ, samen met Sieme Gieles. Beiden zwaaien af, maar blijven als vrijwilliger de fuik legen en de dagelijkse vangst inventariseren.
Hans Witte aan het werk bij de fuik van het NIOZ, samen met Sieme Gieles. Beiden zwaaien af, maar blijven als vrijwilliger de fuik legen en de dagelijkse vangst inventariseren. Foto: Threes Anna

Op het NIOZ helemaal op zijn plek

Als de kleine pieterman weer eens voor de kust opduikt, bellen ze hem vaak om informatie. Hans Witte, 43 jaar onderzoeksmedewerker op het NIOZ, is een vraagbaak met een enorme kennis over vis. Op 27 augustus neemt hij afscheid.

Zijn belangstelling voor het zeeonderzoek werd gewekt door zeevogeldeskundige dr. Kees Swennen, destijds onderzoeker bij het Nederlands Instituut der Onderzoek der Zee. ''Ik zat op de HBS en daar kon Swennen enthousiast over zijn onderzoek vertellen. De natuur was al mijn hobby en ik was lid van de Nederlandse Bond voor Natuurstudie. Vogels, vissen, schelpen, ik vond het allemaal razend interessant. Ook de historie. Het leek me leuk te werken op het NIOZ, dat in 1969 van Den Helder naar Texel was gekomen.'' Na de HBS begon hij aan een studie Biochemie in Utrecht. ''Maar daar was toen geen baan in te krijgen.'' Hij keerde terug naar Texel en kon in 1972 tot zijn vreugde toch aan de slag op het NIOZ. ''Je had toen het aquariumgebouw, de haven met de puntdaken en daartussen een noodgebouw, het provisorium. Ik begon als assistent van directeur Zijlstra. Hij kwam van het RIVO (Rijks Instituut voor Visserij Onderzoek). Hij werkte daar aan vis en zo ben ik er ingerold. Als hij een idee had, dan liet hij mij uitzoeken of dit interessant genoeg was om nader te onderzoeken.'' Eén van die ideeën betrof de regeneratie van staarten van zeepieren. ''Die worden nogal eens afgevreten door vogels en de vraag was of die kunnen aangroeien. Dan sloeg ik er eerst de literatuur op na, of er al wat over bekend was. Daarna begon ik in het aquariumgebouw een experiment. Met stromend water, bagger, zand en pieren van het Wad. Die knipte ik af met de schaar en keek wat er gebeurde. De uitkomst was dat het interessant genoeg was voor nader onderzoek, dat door een student van Peter de Wilde is uitgevoerd. Uitkomst was dat de pieren de afgeknipte staart kunnen afsluiten, maar het groeit niet meer aan. Zo heb ik ook onderzoek gedaan naar meiofauna, micro-organismen met een doorsnee tussen éénvijftigste en één millimeter. Er is al met al wel een jaar aan gewerkt, ook in België door prof. dr. Carlo Heip, die later onze directeur werd. Met hem en een collega uit Gent, die later hoofd van het Delta Instituut in Yerseke werd, gingen we op de Noordzee stalen trekken (monsters nemen). We zouden op maandag vertrekken, maar ze kwamen al op zondag. Ik heb ze maar bij mij in de achterkamer laten overnachten.''

''Als assistent van de directie kwam ik op allerlei afdelingen en sprak veel mensen. Eerst werkte ik voor Zijlstra en toen hij in 1989 overleed een paar jaar voor Marieke Rietveld. Daarna kwam dr. Henk van der Veer, die ik nog als student onder Zijlstra binnen had zien komen.''

Nadien werd hij onderzoeksmedewerker bij de afdeling Marine Ecologie. ''Ik heb over de hele wereld gezeten. Ben voor onderzoek meegevaren met de Tydeman, het schip van de marine, de Tyro en de Pelagia. In de Indische en Atlantische Oceaan en op allerlei andere plekken. We hebben in de diepzee gevist, wel tot tweeduizend meter diepte, waar je lichtgevende beestjes hebt. Het meest heb ik onderzoek gedaan naar platvis. Daar heb je wel zo'n 700 soorten van, waar ik de meeste wel van ken. Omdat hier veel wordt gevist, kun je bepaalde aspecten van platvis beter aan de Amerikaanse kant bekijken. Schol blijkt zich te kunnen aanpassen aan de visserij en is op steeds jongere leeftijd geslachtsrijp. Daarvoor hebben we onder meer onderzoek gedaan langs de kust van North-Carolina, bij Georgia, Porto Rico en Curaçao. We hadden ook heel oude schollen nodig, maar die zitten niet meer in de Noordzee. Toen hebben we toestemming gevraagd aan de koning van Noorwegen om te vissen in een klein fjord, dat zijn persoonlijk viswater is. Dat mocht en daar vingen we wél die lappen van 80 centimeter lengte en dertig jaar oud. Zo konden we kijken hoeveel eieren die aanmaken.''

Maar ook onderzoek dicht bij huis. Zo houdt hij dagelijks bij hoeveel en welke vis er wordt gevangen in de fuik van het NIOZ. ''Die gegevens houden we al sinds 1960 bij. Het aantal soorten is in al die jaren redelijk hetzelfde gebleven, maar het aantal kilo's is flink afgenomen. Wat de oorzaken zijn, is best lastig. Overbevissing zal absoluut invloed hebben, maar is zeker niet de enige reden. Kleine schol komt nog wel de Waddenzee binnen, dat zien we ook in de fuik, maar boven de twintig centimeter niet meer. Eén van de zaken waarmee de afname correspondeert, is de hoeveelheid zand die aan de westkust wordt opgespoten. Die gaat gelijk op met de afname. Waardoor dat komt, is een vraag die we niet kunnen beantwoorden.'' In visserijkringen worden zeehonden, die sinds de jaren zestig weer enorm in aantal zijn toegenomen en die per dag kilo's vis naar binnen werken, als oorzaak genoemd. Volgens ander ''deskundigen'' is ook de afname van fosfaat in de Waddenzee van invloed en zelfs de stroomkabel tussen Texel en Den Helder wordt als hindernis genoemd. Witte: ''In de jaren dertig waren er ook heel veel zeehonden, maar toen zat er wel veel meer vis in de Waddenzee. In de jaren zestig waren er inderdaad weinig zeehonden, maar als je ziet hoeveel bakken met vis er nu evengoed nog in de Waddenzee zitten. Drie miljard kleine scholletjes. Dat zijn hoeveelheden waar de zeehonden volgens mij behoorlijk van moeten zuchten. En voor de vis is er in de Waddenzee ook voldoende te eten. We hebben geen rechtstreeks verband tussen de afname van fosfaat en vis kunnen ontdekken.'' Ook de temperatuur van het zeewater is van invloed. Uit metingen door het NIOZ vanaf 1880 blijkt dat het zeewater in de Waddenzee sinds die tijd gemiddeld anderhalve graad warmer is geworden. ''We zien bijvoorbeeld de hoeveelheid zeebaars, die van water van 22 graden houdt, hier hand over hand toenemen. Maar een soort als puitaal, die houdt van water van een graad of zestien, is met dezelfde gang afgenomen. We zien meer zuidelijke soorten, zoals goudbrasem, dorade en dit jaar al een paar honderd steurgarnalen in de fuik. Die zie je veel bij Portugal. Ze zijn hier altijd wel geweest, maar lang niet in die hoeveelheden als nu. Het is vooral de noordelijke vis, zoals schol, die we minder tegenkomen.'' Het onderzoek richt zich op de lange termijn, op de korte termijn kunnen de verschillen flink schommelen. ''We vangen nu bijvoorbeeld veel geep, dagelijks wel dertig. Geep komt van de oceaan om hier te paaien. Langs de hele dijk kan het in mei/juni vol zitten met rode eitjes. De larven kunnen onder gunstige omstandigheden uitgroeien, maar als het ongunstig is ook afsterven. De oorzaak dat er nu veel geep zit, kan best ergens bij de Azoren zitten. Temperatuur, windrichting en stroming zijn ook hier elk jaar anders en van invloed op de hoeveelheid en soort vis die hier zwemt.''

Vissers wijzen wel eens verwijtend naar de wetenschap. Witte: ''Laat ik duidelijk zijn: op het NIOZ doen we onderzoek naar vis, niet naar visserij. Dat doen ze bij het RIVO en IMARES.'' Directeur Han Lindeboom pleitte onlangs nog voor het afsluiten van delen van de Noordzee, zodat schol daar weer oud kan groeien. ''De uitkomsten van hun onderzoek zijn niet altijd positief voor de visserij. Ik begrijp best dat vissers dat niet leuk vinden. Lindeboom heeft wel een punt. Probleem is dat er geen goede wetgeving is om vissen te beschermen. Wil je dat doen, dan moet dat via de Vogelrichtlijn. Dat zit eigenlijke wel eigenaardig in elkaar. Waarom? Ik denk om dezelfde reden als zeehonden beschermd worden: die zijn aaibaar. Ik moet nog maar zien of er in de toekomst nog onderzoek zal worden gedaan naar vis. Als visserijbioloog Henk van der Veer (die onder meer het lange termijnonderzoek naar de hoeveelheid vis in de Waddenzee nu leidt) er straks mee stopt, dan komt er voor hem geen opvolger. Maar het NIOZ beseft ook wel dat het zonde is om zo'n lange termijnonderzoek niet in stand te houden.'' Het werk van Witte beperkt zich niet tot alleen het tellen, wegen en analyseren van de gevangen vis, er gebeurt ook meer diepgaand onderzoek. Voorlopig gaat dit gewoon door. ''Na mijn pensionering ga ik, op vrijwillige basis, door met dit deel van mijn werk. Ook Sieme Gieles, die al tientallen jaren dagelijks de fuik leegt, blijft vissen. We doen het samen met Marco Kortenhoeven en Dennis Mosk.''

In 43 jaar op het NIOZ heeft hij de nodige ontwikkelingen zien passeren. ''Ik kwam er als nummer 104, nadien zijn er nog veel mensen aangenomen. De financiën hebben altijd een grote rol gespeeld. Het ene moment was er genoeg, het andere tekort. Ik denk dat het NIOZ hier voorlopig wel blijft. Nederland heeft veel met zee te maken, aan het zeeonderzoek zit voorlopig geen eind. Wetenschappers zien steeds nieuwe verbanden om te onderzoeken. Het is aan de regering om te bepalen of er wat met het onderzoek gebeurt. Gemiddeld genomen wordt er best goed naar ons geluisterd. Het NIOZ heeft een goede naam, we leveren artikelen af met een redelijk hoog waarheidsgehalte, gecontroleerd door anderen. Gedegen werk. Dat kan best eens niet goed uitkomen. Daarom doen we geen definitieve uitspraken als we het niet echt zeker weten.'' Politieke uitspraken zul je Witte niet horen doen. Maar discussie gaat hij niet uit de weg en hij houdt van een gezellig praatje. ''Ik heb nooit een probleem gehad met vissers. Op de haven kan ik met vrijwel iedereen een praatje houden.'' Ook een vraagbaak. Toen hij op het HavenVistijn eens bij de vistafel stond, vroeg Sjef (Boom, die uitleg over de vis geeft) of ik even achter de stal wilde staan. ''Dit kan jij ook wel.'' Niet overdreven. Witte is een makkelijke prater, met veel kennis over de natuur en vis in het bijzonder. Het zeeonderzoek en de natuur in het algemeen hebben in Witte een goede ambassadeur. ''Ik denk dat ik het NIOZ-gevoel aardig kan uitdragen.'' Met zijn enthousiaste verhalen weet hij bezoekers van open dagen van het NIOZ te boeien, zoals hij dat ook doet bij het wekelijkse programma Natuurwijzer voor Radio Texel, waarvan het aantal uitzendingen de duizend al ver is gepasseerd. Ook is hij te horen op de landelijke radio en als de kleine pieterman ergens opduikt voor de kust, weten journalisten hem ook te vinden. ''Ik heb dit werk altijd erg leuk en interessant gevonden en heb de ruimte gekregen het uit te dragen. Volgens mij ben ik op het NIOZ helemaal op mijn plek.''

Ik denk dat het NIOZ hier voorlopig wel blijft, Nederland heeft veel met de zee te maken

Gerard Timmerman

Hans Witte aan het werk achter de microscoop.