Aart van den  Brink, Lodewijk Dros en Nico Dros tijdens de hagepreek in de tuin van  Rebecca.
Aart van den Brink, Lodewijk Dros en Nico Dros tijdens de hagepreek in de tuin van Rebecca. Foto: Gerard Timmerman

Historie, humor en ontroerend Halleluja

Zedeloosheid vierde hoogtij op het Texel van rond 1850 en een kruistocht van predikanten tegen het ''kweesten'' en ''koekelemeien'' bracht daar geen verandering in. Sterker nog, de predikant die er vanaf de kansel het felst tegen van leer trok, bleek zelf geen haar beter. Deze en andere historische wetenswaardigheden passeerden de revue in de Hagepreek '''t Hille erge an de Wéél'' over geloof, liefde en lust. Een theatrale vertelling door Aart van den Brink en de neven Nico en Lodewijk Dros. Alledrie Oosterender ''ballingen'', die in Amsterdam terecht zijn gekomen, maar in wier schrijverij Texel zelden ver weg is. Naar aanleiding van ''Texel 600 jaar stad'' verzorgden ze zaterdag in de tuin van Rebecca twee voorstellingen. Strobalen om de vele bezoekers een zitplaats te bieden waren 's middags al niet aan te slepen, 's avonds puilde de tuin helemaal uit van het volk. 's Middags was het in de beschutte tuin snikheet, het zweet liep menigeen over de rug. Het deerde niet, alle aandacht was gericht op dit bijzondere drietal. De wetenswaardigheden die Van den Brink had opgediept uit de archieven gingen er in als koek. Hij nam zijn gehoor mee terug naar 1625, toen Weelders hun predikant ds. Daniel Coninxvelt kwijt wilden. Hij zou regelmatig met '''t gist op de neus rondlopen'', dus te diep in het glaasje hebben gekeken. Verder pastorale plichtverzaking en mysterieuze schulden. Zelfs sprak hij met roomse mensen, wat al helemaal niet kon. Uiteindelijk zochten zijn tegenstanders het hogerop, bij de classes en na veel gesteggel moest hij op gezag van hogerhand het veld ruimen. Van den Brink citeerde uit historische documenten en wapperde met het ene na het andere geschrift. Dit alles in straf tempo, waarbij hij zijn voordrachten afwisselde met liederen en zichzelf daarbij begeleidde op gitaar. Het viel allemaal bijzonder in de smaak.

Nico Dros maakte zijn opwachting als de Oosterender Jan Brouwer en droeg voor uit zijn onlangs verschenen verhalenbundel ''Langzaam afbouwen op deze planeet''. Hij stak als ds. Johannes Laterus een vlammende preek af tegen het onzedige gedrag van twee jonge Texelaars. Omdat de originele tekst nergens was terug te vinden, had Dros er zelf maar een geschreven. Niet uit de losse pols, hij zou er zelfs citaten uit de Bijbel in hebben verwerkt. Hoe dan ook, het kerkvolk moet er destijds met rode oortjes naar hebben geluisterd. Neef Lodewijk Dros memoreerde de geschiedenis van de kruistocht van de dominee ds. Jacob Huizinga, bekend van zijn dagboeken, in 1850 tegen de zedeloosheid en werd daarin zelfs overtroffen door zijn jonge collega Evert Petersen. Maar die bleek later zelf het bed te delen met zijn huishoudster. Het draaide, naar oud ''Tessels gebruuk'' uit op een ''moetje'', slechts enkele dagen na de trouwerij kwam de baby ter wereld. En zo kan nu heel Texel meepraten over ''t hele erge an De Wéél''. Met als uitsmijter de ontboezeming van Petersen drie jaar later dat hij nooit met die vrouw had moeten trouwen. De Waalder Hagepreek kreeg een ontroerend einde met het ''Tessels Halleluja''. Op de wijze van het bekende nummer van Leonard Cohen, een gezongen hommage van Lodewijk Dros aan zijn vroeg overleden vader Sijbrand Dros.