Elisabeth Smid-de Graaf bedankt Jan Vis met het door haarzelf geschreven boekje ‘En de leeuwerik zong’.
Elisabeth Smid-de Graaf bedankt Jan Vis met het door haarzelf geschreven boekje ‘En de leeuwerik zong’. Foto: Joop Rommets

Emotioneel weerzien na 70 jaar

Altijd nog wilde ze hem bedanken voor zijn troostrijke woorden in het voorjaar van 1945, toen ze tijdens de Russenoorlog door een bombardement eerst haar vader en daarna ook haar moeder verloor. Dinsdag, zeventig jaar na dato, was het eindelijk zover.

Het is een emotioneel weerzien tussen Elisabeth Smid-de Graaf (82) en Jan Vis (bijna 92). "We zijn er nog en daar mogen we blij mee zijn", constateren ze samen. Tranen vloeien er niet, maar hun gezicht spreekt boekdelen. Geregeld pakken ze elkaar vast en een paar maal omhelzen ze elkaar spontaan. Het besef dat het alweer zeventig jaar geleden is dat ze elkaar voor het laatst zagen, lijkt maar moeizaam door te dringen.

Die bewuste ontmoeting vond plaats op de eerste of tweede dag van mei 1945. Op exact dezelfde plek als nu, de keuken van het pand Kikkertstraat 20 in De Cocksdorp. De 12-jarige Bep (zoals Elisabeth als kind werd genoemd) en haar drie jongere zusjes waren er een week eerder in huis genomen door oom Hannes Zoetelief en tante Agatha van Heerwaarden. De vader van de meisjes was een maand eerder om het leven gekomen, nadat hun huis aan de Vuurtorenweg bij een bombardement was getroffen. Hun zwangere moeder werd geraakt door een granaatscherf en verkeerde al weken in levensgevaar. "Ze was naar familie aan de Hollandseweg gebracht. Mijn oom ging er regelmatig heen om te kijken hoe het met haar ging. Het moet 1 of 2 mei zijn geweest dat hij thuis kwam met het bericht dat het heel hard achteruit ging. Ik voelde dat het mis was. Na mijn vader ging ik ook moessie verliezen. Ik huilde nooit, maar ben aan de keukentafel gaan zitten en huilde net zo lang tot ik helemaal leeg was van binnen."

Terwijl Elisabeth daar zit, lopen mensen in en uit, misschien wel tien in totaal. Het lijkt wel of niemand op haar let. Achteraf begrijpt ze dat wel. "Overal was ellende, iedereen had verdriet. Maar je praatte er niet over. Je moest het niet oprakelen, want dan ging het niet over, vond men toen. Neem mijn grootmoeder: ze was een harde vrouw geworden. Ze verloor niet alleen een zoon en schoondochter – mijn vader en moeder –, maar ook haar man en een broer. Ze heeft er nooit over gepraat."

Je deed het enige wat nodig was. Jij had die remmingen niet.

Toch is er iemand die Elisabeth troost. Ze beschrijft het in 'En de leeuwerik zong', een boekje vol herinneringen dat ze afgelopen voorjaar in eigen beheer uitgaf. "Er kwam iemand binnenlopen, hij tilde zachtjes mijn hoofd op en keek mij heel meelevend aan. 'Stil maar', zei hij, 'het komt echt allemaal weer goed.' Het was een jongeman met heel lichtblond haar, ik kende hem, hij was in het begin van de oorlog bij de buren ondergedoken geweest. Nu de oorlog bijna voorbij was, durfde hij hen weer op te zoeken en was hij kennelijk ook even bij mijn oom en tante binnengelopen. Daar vond hij mij en hij deed zijn best mij te troosten. Ik wist dat het niet meer goed kon komen, want moessie ging dood. Maar hij was de enige die mij troostte en omdat zijn medeleven zo oprecht was, ben ik het nog altijd niet vergeten."

De onderduiker is de dan 21-jarige Jan Vis. Afkomstig uit Alphen aan den Rijn is hij in 1943 naar Texel gevlucht om zich te onttrekken aan tewerkstelling in Duitsland. Geholpen door de ondergrondse zit hij op diverse plekken ondergedoken. De langste tijd bij Lodewijk Bremer en diens gezin in Oosterend, maar voordat hij daar onderdak vindt, woont Jan een tijd bij Bram Bakker, de buurman van Hannes Zoetelief en Agatha van Heerwaarden, in De Cocksdorp.

Dat hij wel de moeite neemt het verdrietige buurmeisje te troosten, vindt hij zelf niet gek. "Ik ben de oudste van ons gezin en heb altijd mensen getroost als ze daar behoefte aan hebben. Daar had ik geen moeite mee." Elisabeth is hem er nog dankbaar voor, vertelt ze. "Je deed het enige wat nodig was. Jij had die remmingen niet."

Het had niet veel gescheeld of Elisabeth had haar dankbaarheid nooit tegen hem kunnen uitspreken. "We hebben toen niet met elkaar gepraat, hij was zo weer weg. En de dagen erna heb ik hem niet meer gezien. Na de oorlog hoorde ik dat hij naar Australië was geëmigreerd. Die zie ik nooit meer, dacht ik. Totdat ik in 2009 een interview in de Texelse Courant las. Hé, dat is Jan Vis, dacht ik, die wilde ik altijd nog bedanken. Hij was getrouwd met een Texels meisje en vanuit Australië op familiebezoek. Eronder stond zijn e-mailadres. Toen kon ik hem na 64 jaar alsnog bedanken. Hij schreef dat hij wel even heel goed had moeten nadenken, dat hij zich mij niet meer goed kon herinneren. Maar hij reageerde heel enthousiast en we zijn blijven corresponderen."

Dat ze elkaar na zeventig jaar ook lijfelijk kunnen ontmoeten, beschouwen ze als een klein wonder. Ook de verslaggever wordt in hun vreugde betrokken. Het is inderdaad een saillant detail in deze opmerkelijke geschiedenis dat ik niet alleen Elisabeth (april dit jaar) als 'ome' Jan (in 2009) interviewde. Het lijkt wel alsof we in een aflevering van het tv-programma Memories zijn beland. "Je hebt het zelf niet geweten, maar jij hebt ons weer bij elkaar gebracht", meent Elisabeth.

Opnieuw is de kleine keuken de ontmoetingsplek. "Ik ben hier nog wel een paar keer teruggeweest. Maar het was me niet eerder opgevallen dat het zo klein is. Je kunt je toch niet voorstellen dat we hier soms met z'n tienen zaten", zegt Elisabeth. Ze verliet op haar twintigste het eiland om in de verpleging te gaan werken. Ook haar zussen wonen al tientallen jaren aan de overkant. "Alleen mijn pleegbroer, Sief Nota, woont nog steeds op Texel. Hier, in het huis van mijn oom en tante. Net als mijn zusjes en ik was hij door hen opgevangen."

Jan Vis trouwde in 1950 met kruideniersdochter Jannie Huisman uit Den Burg en emigreerde samen met haar naar Australië. Een paar jaar eerder had hij als soldaat in Nederlands-Indië gediend en daar de politionele acties meegemaakt. In 1968 keerde hij voor het eerst terug naar Texel. Sindsdien is hij veel vaker op het eiland geweest. "Ik kom hier graag om familie en vrienden te bezoeken. Een paar jaar geleden nog. Ik ga altijd even naar het kerkhof. Daar liggen steeds meer mensen die ik ken."

Hoewel Jan alweer geruime tijd weduwnaar is en kort geleden een pacemaker kreeg, is hij fysiek nog behoorlijk fit. Ook geestelijk mankeert hij weinig. Hij geniet duidelijk van zijn ontmoeting met Elisabeth en vertelt de ene na de andere anekdote. Over zijn pogingen als 15-jarige in Alphen aan den Rijn om samen met de 'bovenmeester' kort na het uitbreken van de oorlog vluchtelingen aan onderdak te helpen, bijvoorbeeld. Aarzelende dorpsgenoten konden bij hem op weinig begrip rekenen. "Doe toch niet zo stom, zei ik. Het is oorlog, we moeten die mensen helpen."

Ook op Texel beleefde hij menig avontuur. Hij zat ondergedoken in boeten en kruipruimtes en ontsnapte een paar maal maar net aan deportatie. Een hachelijke situatie deed zich voor na een gezellige avond bij de familie Bremer, die visite had gehad van Jaap Vlaming – in Oosterend beter bekend als 'Klein Jaap' –, diens echtgenote en Sieme Dros. Het echtpaar Vlaming verliet het huis om elf uur, drie uur na het begin van de spertijd. Geen bijzonder feit, want veel Texelaars trokken zich zo min mogelijk aan van de strenge regels van de bezetter. Maar ongelukkigerwijs liepen de Vlamings regelrecht twee soldaten tegen het lijf. Geschrokken wilden ze weer naar binnen gaan, op de hielen gezeten door de Duitsers. "Sieme hoorde het kabaal en riep: Jan, maak dat je wegkomt. Ga maar naar mijn moeder. Ik was me boven net aan het omkleden en stond al in mijn onderbroek. Ik schoof het raam open en liet me op het dak van de garage zakken. Ik sprong in de tuin van de weduwe Muskee en bleef even achter een muur staan. Gelukkig maar, want de Duitsers stonden inmiddels boven en schenen met een zaklantaarn in de tuin. Sieme vertelde later dat ze nog aan het bed hadden gevoeld of het warm was."

Jan ontsnapte door de geheime deur van het clandestiene varkenshok en rende via de tuin van buurman Harm Mulder naar de achterdeur van moeder Dros. "Ik rammelde eraan en zij, denkende dat ik Sieme was, deed open. In het donker zag ze me in mijn nakie staan, met mijn kleren onder de arm. Ze zei alleen: Wat heeft dat te betekenen? Ik vertelde haar dat Sieme werd ondervraagd door de Duitsers en dat hij me nog net had kunnen vertellen dat ik naar zijn moeder moest gaan. Toen zei ze: Kom vlug binnen." Hij grijnst: "Nou, dat was een ontsnapping…"

Ondanks alle emoties verloopt de ontmoeting in het kleine keukentje uiterst plezierig en wordt er veel gelachen. "Ik vind het heel bijzonder dat ik je toch nog kan bedanken", zegt Elisabeth aan het eind van het gesprek, wanneer ze hem haar boekje met herinneringen geeft. Jan is even stil en antwoordt dan: "Hier zitten we dan, 82 en bijna 92 jaar oud. We hebben het gered. Laten we hier nog maar een tijdje van genieten."

Joop Rommets

Een interview met Jan Vis in de Texelse Courant van 5 mei 2009 leidde tot hernieuwd contact.