Afbeelding
Foto: Job Schepers

Schapenherrie

Het is rond middernacht, pikdonker en te koud voor de tijd van het jaar (het is trouwens voor mijn gevoel al het hele jaar te koud voor de tijd van het jaar). Ik loop in het donker en zoek naar mijn fiets, struikel over iets kleins, een takje waarschijnlijk, en loop tegen mijn fiets op. En ik ben niet eens dronken. Ik zoek een moment naar mijn fietssleutel die in mijn rugzak blijkt te zitten die ik net daarvoor op mijn rug heb gedaan. Ik sta dus een tijdje bij mijn fiets te prutsen voordat ik weg kan. Terwijl ik zoek naar mijn sleutel sta ik me te ergeren. Niet aan mijn sleutel, maar aan schapen. De schapen in het veldje naast me staan letterlijk te brullen, nee, erger nog, schreeuwen. Ik weet niet hoeveel schapen er gemiddeld op een weiland staan, maar het klinkt alsof er een heel schapenorkest staat die samen niet in eens in een concertgebouw zouden passen. Ik roep iets naar die schapen, iets wat lijkt op: 'Stil eens', en ik probeer een schaap na te doen in de hoop dat ze zouden stoppen. Helaas klinkt mijn schaap-imitatie meer als een soort jammerlijke schreeuw en de schapen brullen stoïcijns verder. Ondertussen vond ik wel mijn sleutel. Terwijl ik in het donker wegfiets en in mijn gedachten verdwijn, smelten ook mijn ergernissen weg. Ik denk steeds aan het moment dat ik dit eiland zal verlaten. Sinds ik twee weken terug mijn examen heb gehaald, weet ik dat ik over een paar maanden niet meer in het donker tegen schapen sta te brullen, maar moet oppassen dat ik niet in een tramrails rij en overreden wordt door een ambulance. Ik zie mezelf in Amsterdam al zeggen: "Als er bij ons op Texel een ambulance voorbij rijdt, dan kijken we gauw allemaal op internet waar de ambulance naartoe gaat. Grote kans dat het de zwangere buurvrouw is of de oma van een oud-klasgenoot." Ze zullen wel lachen. Ze nemen me helemaal niet meer serieus als ik aankom met mijn schapen verhaal: "Het was gister zo'n lawaai op Texel! Ik stond me kapot te ergeren aan het gebrul van schapen in een weiland verderop". Ik lach in mezelf. Terwijl ik verder fiets kom ik geen enkele auto tegen. Wat een contrast. Wat een rust.

Katja Schraag