Amsterdams oorlogskind vertelt

Vandaag het laatste deel van het verhaal van Amsterdammertje Waldemar, die vertelt over het einde van de oorlog.

We kregen een compliment dat we hun maat zo netjes hadden neergelegd, zelfs met bloemen erbij. Een ding viel ons wel op, dat we al gewend waren geraakt aan die vreemde toestand. Intussen ging de oorlog gewoon door. Vanuit Den Helder kwamen er steeds meer Duitse troepen naar Texel. De Georgiërs zouden spoedig hun verzet moeten opgeven. Dat gebeurde dan ook. Van een georganiseerde oorlog was geen sprake meer. Het leek net of de Georgiërs in groepjes optraden en in ondergronds verzet gingen. Toch werd er nog zwaar gevochten, dus bleven wij zoveel mogelijk in onze kelder. Op een dag werd er een gewonde Duitse soldaat bij ons in de kelder binnen gebracht. Hij zei steeds maar dat hij geluk had gehad, maar toch was hij zwaar gewond. 'Noem je dat geluk?', vroegen wij. 'Ja kijk', zei hij en hij deed zijn borstzakje open en liet zijn zware leren portemonnee zien, met granaatscherf. Die scherf had hem bijna doorboord, pal bij zijn hart. Hij vertelde dat hij de portemonnee van zijn vrouw had gekregen, vlak voordat hij naar Texel ging. Dat is zijn geluk geweest. Na een paar dagen werd hij opgehaald. Heel langzaam drong het tot ons door dat deze ellende nog wel eens lang kon gaan duren. 's Nachts werd er wel eens op de deur geklopt en dan stonden daar Georgiërs of Duitsers, die ons waarschuwden dat als er Duitsers of Georgiërs in huis waren het hele huis zou worden opgeblazen. Zo ging het maar door, je was je leven niet zeker. Martien en ik waren ten einde raad, ook voor onze mede-slachtoffers werd de toestand bijna ondraaglijk. Tot op een gegeven moment (op 21 april) we geen schot meer hadden gehoord. Dagen was het stil. We konden gaan opruimen. Al het vee, varkens en kippen waren gejat. Op het vliegveld was ook alles stil. Martien en ik gingen daar kijken. Overal lag bloed en het was een grote puinhoop. De Georgiërs hadden zich verscholen en de moffen hadden Texel weer onder controle. Vanuit hun schuilplaatsen gingen de Georgiërs door met hun verzet. Wij, Amsterdammertjes, hadden er weer een nare levenservaring bij gekregen, die we ook nooit meer zouden vergeten. Onze Emmie was op een ander adres ondergebracht, bij de dominee van De Cocksdorp, ook weer geweldige mensen. Toen Texel bevrijd werd door de Canadezen was de nachtmerrie echt over. Een paar dagen later gingen we met de boot terug naar Mokum. Ik zou nog veel meer kunnen schrijven over die episode op Texel. Over die geweldige mensen, die ons leven en dat van vele andere kinderen gered hadden, tijdens de hongerwinter . Dankzij hen kan ik het navertellen. Ik denk nog vaak aan alles wat ons overkomen is en bid heel vaak voor al die mensen op dat prachtige eiland. Texel, mijn Texel.