Amsterdams oorlogskind vertelt

In het vorige deel van het verhaal van 'Amsterdammertje' Salomon lazen we hoe de Russenoorlog in alle hevigheid losbarstte. Vandaag deel vijf.

Door de Georgiƫrs werden er schoten afgevuurd richting onze boerderij. Wij zaten met zijn allen in de kelder, om een beetje beschutting te hebben. Het ging er heet aan toe. Verschillende mensen uit de buurt waren naar ons toe gevlucht, omdat we zo'n grote kelder hadden. Met angst, in ellende en niet wetend wat te doen, zaten we daar. De moffen in geschutstelling schoten achter elkaar door. Een vreselijk geluid, dat ik in mijn gedachten nog steeds hoor als ik er aan denk. Midden in de nacht trof een projectiel Modestia, dwars door het dak. De klap was zo heftig, dat het hele huis stond te schudden en een grote scheur door de hele kelder ontstond. Uit angst kropen we tegen elkaar aan. Na een tijdje volgde een angstige stilte. Niemand dorst iets te zeggen. Toen werd er niet meer geschoten, wat nu? Bij zonsopkomst (op 12 april) wilden we weten wat er was gebeurd. Er volgde beraad. De kleinste moest uit de kelder sluipen en de boerderij verkennen om te kijken hoe alles er bij stond. De kleinste dat was ik. Nou, wat moet gebeuren, dat moet maar. Daar ging ik kruipend op handen en voeten de kelder uit, de keuken in en zo door het hele huis. Er was niemand te zien, dan maar weer verder kijken. Hier lag wat rommel, daar lag wat kalk van de inslag van het projectiel. Voor de rest heerste er doodse stilte. Ik ging terug naar de kelder. Op de vraag 'Heb je iets gezien?' zei ik: 'Geen enkele mof.' 'En op zolder?' 'Daar ben ik niet geweest.' 'Ga daar dan maar eens kijken en neem de worsten maar mee die op zolder hangen.' Er hingen altijd wel vijftig worsten te drogen. Ik sloopt de trap naar zolder op. Daar kreeg ik de schrik van mijn leven: een groot gat in het dak en er lag een dooie Duitser. Met grote ogen keek hij mij aan, overal bebloed net of hij nog leefde. Ik sprak tegen hem, maar kreeg geen antwoord, dus die was echt dood. Van de worsten was niet veel over, die hadden ze al voor een groot gedeelte opgegeten. Wat er nog van over was nam ik mee naar de kelder. Daar vertelde ik wat ik had gezien. 'Dus er is niemand meer?' 'Niet dat ik weet.' Na een poosje te hebben gewacht, kwamen we uit onze kelder om de schade te bekijken. Wat een puinhoop hadden ze achtergelaten. Opeens zagen we bloed door de planken van het plafond naar beneden druppen, natuurlijk van die dooie Duitser op zolder. Die moest naar beneden, maar hoe? Oom Co en nog een paar mensen hadden dat al gauw gefikst. Een touw om hem heen en laten zakken uit het dakraam. Eenmaal beneden hebben we hem in de tuin gelegd. Als laatste groet hebben Martien en ik wat bloemen om hem heen gelegd. Een paar uur later kwamen zijn strijdmakkers hem met een paardenkar ophalen.