Buurman en buurman

In allerlei dorpen wordt er sinds mensenheugenis aan personen een bijnaam gegeven. 'Wie is nou Hans Witte?', vraagt de jongste zoon onder de koffie. Ik schiet in de lach. 'Dat is de Baron man, dat weet je toch wel.' Hij werkt er dagelijks mee. Soms ken je iemand beter bij zijn bijnaam dan bij de officiële naam. In Oudeschild kregen we gerookte ponen van de puntmuts: vader Barhorst, Adrie Westerlaken de fietsenmaker heette Ontzettend, na een kort gesprek met de alleraardigste man begreep je wel waarom. In Den Hoorn had je Appeltje, ik dacht altijd door zijn frisse appelwangen, en wat dacht je van Koppie melk, het verhaal ging dat hij altijd in de schoolpauze naar huis ging om een koppie melk te drinken. In Oosterend heb je volgens mij meer bijnamen dan gewone namen. Ik had een dubbele reeks te leren, en ook nog bijnamen die net op echte namen lijken. Dan is het oppassen geblazen. Eigenlijk zou je net als in Volendam de bijnaam op het naambordje bij de deur moeten hangen. 'Hallo buurman', zeg ik vaak lachend tegen een van de buurjongetjes. Het is een leuk manneke en hij houdt graag een praatje. Hij rost in de rondte met broer en vriendjes en wil graag weten wat er om hem heen gebeurt. Het grappige is dat hij mij ook buurman noemt. Ik heb zelden een broek aan, dus daar zal het niet aan liggen, maar hij ziet dat als onze begroeting, tenminste dat denk ik, en ik laat het zo. Gisteren was mijn vrije dag en werd automatisch tuindag, jonge, jonge, grasmaaien, met een kapot vastzittend wiel aan de maaier. Maaier op zijn kant en sleutelen maar. Om een pleister voor de bandenman, hem zat het ook niet mee, de schroevendraaier brak in twee. Dan maar met de andere maaier over de wei. Het is mooi weer, dat scheelt, fluitend maak ik kilometers. Ik pak de tuinset, verdikke, daar hou ik een leuning van de houten tuinstoel in mijn hand. Op zoek naar lijm, ik schop mijn rubber laarzen uit, en neem een duik onder de werkbank. De pot lijm gevonden, maar intussen is de hond met een van mijn laarzen naar het andere eind van het grasveld. Daar ga ik hink stap sprong. De jongste zoon belt: 'Mam schikt het als ik straks nog kom snoeien met de kraan? Ik doe de rozen ook maar ma, knapt lekker op!' Ik krab achter mijn oren, direct komt manlief thuis en denkt aan een warme hap te kunnen. Daar komt de buurman met zijn kroost aan. 'Hallo Buurman', zegt de kleine man lachend, en ik zie zijn vader 'nee' gebaren. Het schiet door me heen dat de jeugd een kinderserie kijkt van buurman en buurman. Maar er is werk aan de winkel. Manlief komt eraan met de vrachtwagen en in een paar uur hebben we vier ladingen weggewerkt naar de Meierblis. De maag rammelt, om half negen zitten we in Het Cafeetje heerlijk te eten. Ik kijk recht op een schilderij van buurman en buurman en schiet in de lach. 'Is er iets grappigs?', vraagt manlief. Ik zeg: 'Weet je hoe ze ons noemen?'

Jozien