Amsterdams oorlogskind vertelt

In het tweede deel lazen we hoe Amsterdammertje Salomon op Texel gescheiden werd van zijn zusje en terecht kwam op Modestia bij oom Cor (Smit) en tante Narda (de Grave). Vandaag deel drie.

Ik merkte dat ze echt blij waren met mijn gezelschap. Tante Nada was een geweldige vrouw. De eerste avond dat ik bij hen naar bed ging, kreeg ik al een paar kusjes van haar. Oom Cor streek met zijn handen door mijn haar en geloof me, dat warme gevoel van die twee deed mij echt heel goed. De volgende dag werd het mij al een beetje duidelijker. Tante Nada vertelde dat ze mij had gekregen via boerderij Holland en dat ze zelf geen kinderen hadden. Dat was te merken, want wat waren die twee gelukkig met mij, ik werd echt verwend. Heel veel verhalen vertelde ik, over Amsterdam en over mijn familie daar. De eerste weken waren geweldig. 'Hoe zijn jullie er toe gekomen om een Amsterdammetje in huis te halen?', vroeg ik op een dag. Het was tijdens de preek in de kerk geweest, dat de pastor vroeg wie er in zijn huis een Amsterdams kind wilde herbergen. De mensen van Texel hadden daar zo massaal op gereageerd, dat er meer opvangplaatsen waren dan kinderen. Daardoor vielen oom Co en tante Nada er aanvankelijk buiten. Maar doordat er geen plaats meer voor ons was, was ik toch bij hen terecht gekomen. Wat een geluk voor hen en ook voor mij. Ik mocht elke week twee keer naar mijn zusje. Dat was geweldig, want ik was heel erg aan haar gehecht. Een paar weken later, stond daar opeens weer een jongen op de brug bij Modestia. Het was een jongen uit Amsterdam-Noord, die ook per boot was aangekomen. Martien van Eck, zo heette hij en hij was een jaar of twee ouder dan ik. Al gauw waren we vriendjes, dus tante Nada en oom Co hadden nu twee Amsterdammertjes. Martien had heel veel. Bijna elke nacht hoorde ik hem huilen en de naam van zijn zusje roepen: 'Lijda', 'Lijda…' Geloof me, dat vond ik heel zielig, want heimwee moet je niet onderschatten. Overdag mochten we oom Co helpen, dat was reuze leuk. We waren op weg om een leuk gezin te worden. Drie keer per week boodschappen doen in De Cocksdorp en dan meteen even langs bij mijn zusje Emmie. Schrijven naar huis, dat ging moeilijk. Het werd door onze bezetter bijna onmogelijk gemaakt. Hoewel oom Co probeerde om aardappels op te sturen naar Amsterdam. Achteraf gezien waren die Texelaars geweldige mensen geweest, met het hart op de goede plaats. Op de boerderij hadden we ook een knecht rondlopen. Een zekere Joop. We hoorden pas veel later dat het een onderduiker was uit Den Helder, die gevlucht was voor de moffen. Het was voor onze oom Co en tante Nada de normaalste zaak van de wereld om mensen te helpen. Geweldig he, natuurlijk wel riskant, maar tot nu toe ging alles bijzonder goed.