Jaap Bakker en Gelein Jansen met spullen uit de Tweede Wereldoorlog.
Jaap Bakker en Gelein Jansen met spullen uit de Tweede Wereldoorlog. Foto: Joop Rommets

'Vol zweren door vitaminegebrek'

Hoewel het leven op het eiland een stuk beter was dan in de grote steden, hadden ook Texelaars in de Tweede Wereldoorlog te kampen met beperkingen en tekorten. Een verhaal over het verzolen van klompen en het winnen van stroop uit suikerbieten.

'Ik heb de Duitsers op de haven zien aankomen. Ik weet nog dat ze een BMW-legervoertuig bij zich hadden waarvan ze ook de achterwielen konden sturen. Dat hadden wij nog nooit gezien', herinnert Jaap Bakker zich. Hij woonde in Oudeschild en was tien jaar oud toen de oorlog begon. Zijn eerste ervaringen met de bezetter waren helemaal niet zo slecht. 'Als jongens vonden wij het wel leuk dat ze kwamen. Het was spannend, we praatten soms met ze.' Tot ongenoegen van zijn vader: 'Hij moest niks van ze hebben.'

Het heersende beeld dat Texelaars niets van de oorlog zouden hebben gemerkt als de opstand van de Georgiërs geen roet in het eten had gegooid, hoeft wat Bakker betreft niet te worden bijgesteld. Maar dat het een paradijselijk oord was, is overdreven. 'We hebben hier geen honger gehad. Maar het was wel schraal. Op een gegeven moment zat ik onder de zweren. Ik heb er nog steeds de putten van in mijn benen staan. Dat kwam door een vitaminegebrek. Sinaasappels of ander fruit kon je niet krijgen.'

Hoe langer de oorlog duurde, hoe groter de schaarste werd. 'Vanaf 1941 had je voor steeds meer producten distributiebonnen nodig. Voor suiker, bijvoorbeeld. Maar ook voor tabak en fietsbanden', vertelt Gelein Jansen. Hij is van na de oorlog ('Ik ben in 1947 in het noodhospitaal in Den Burg geboren'), maar als enthousiast amateurhistoricus heeft hij zich grondig in de Texelse geschiedenis verdiept. 'Die bonnen werden verstrekt in het distributiekantoor in de Nieuwstraat, nu de Burgwal, in Den Burg. Heel Texel moest daar naartoe, ook als je in De Cocksdorp woonde.'

Bij onderzoek in oude jaargangen van de Texels(ch)e Courant ontdekte Jansen ook minder voor de hand liggende artikelen die op de bon waren. Hij leest voor: 'Kunstmest, scheerzeep. En hier: Zonder bon heb ik geen tabak, meldt een winkelier. Ook op de bon was houtzeep. Dat was een houtsoort die je in een zakje tussen de was deed. Zoals ze dat nu met een wasbuiltje doen. Ik heb er nog navraag naar gedaan, maar hoe het precies werkte, weet ik niet. Wie het wel weet, mag het me vertellen.'

'Vanaf 1941 had je voor steeds meer producten distributiebonnen nodig'

Ook vlees was schaars. Bakker: 'Soms was er vlees verkrijgbaar bij de noodslachtplaats aan de Hallerweg (net buiten Den Burg, red.). Vrijbankvlees, noemden ze dat. Dat was dan alleen voor een bepaalde buurt. Welke, dat werd aangekondigd met aanplakbiljetten op bomen. Maar evengoed stond je altijd uren in de rij voor een beetje.'

De schaarste hield lang aan. Jansen: 'Veel mensen denken dat je na de bevrijding meteen alles weer kon krijgen. Maar koffie was nog tot 1953 op de bon. Het was niet voor niks de tijd van de wederopbouw. Alles moest weer op gang komen, ook de voedselproductie.' Als alternatief werd op grote schaal surrogaatkoffie gedronken, gemaakt van cichoreiplanten. 'Ook tabak werd zelf verbouwd, gedroogd en opgerold. Eigen teelt, noemden ze dat.'

Wanneer 's zomers voldoende groenten verkrijgbaar waren, werden deze op grote schaal ingemaakt. 'In Keulse potten en met veel zout. Snijbonen, wortelen, eigenlijk alle soorten groenten.'

Veel Texelaars stuurden geregeld pakketten naar familie en bekenden aan de overkant. Vooral in de laatste oorlogsjaren waren die in de grote steden meer dan welkom. Bakker: 'Van beurtschipper Arie Wuis hoorde ik het verhaal over twee oude mensen die op de Prins Hendrikkade in Amsterdam woonden. Hij sprak ze toen hij daar met zijn schip, de Marsdiep, lag. Ze hadden niks te eten. Wuis beloofde dat hij de week erop wat voor ze zou meenemen. Toen hij een week later bij ze kwam en op het raam tikte, werd er niet open gedaan. Ze zaten dood aan tafel. Dat is echt gebeurd, Wuis heeft het me zelf verteld.'

Jansen hoorde van zijn opa van moeders kant de verhalen over honger in de grote steden. 'Hij was kunstschilder en ging met landschappen op de fiets naar de Haarlemmermeer. Bij boeren probeerde hij die te ruilen voor zakken bonen en aardappelen. Er was sowieso veel ruilhandel. Ook later nog. Ik herinner me nog dat als je uit je schaatsen gegroeid was, dat je die probeerde te ruilen voor een groter paar.'

De relatieve overdaad op Texel lokte ook veel artiesten naar het eiland. Bakker: 'Er was hier best veel amusement. Toon Hermans, Lou Bandy, de Wama's, ze kwamen hier graag. Konden ze eindelijk ook eens goed eten. Ze traden op in Casino of de Oranjeboom. De entree was een gulden.' Jansen: 'Dat werd ook aangemoedigd door de NSB. Mit Deutschland is alles besser. Propaganda om te laten zien dat het onder de Duitsers prima voor elkaar was.'

Een groeiend probleem was het ook om aan kleding te komen. Al snel was in winkels nauwelijks meer iets verkrijgbaar. Veel werd daarom zelf gemaakt. 'Bij ons thuis stonden twee spinnewielen', herinnert Bakker zich. 'Twee van mijn zussen konden heel mooi spinnen. Schapenwol, dat was er zat op Texel. En lekker warm, hoor. Een trui van schapenwol, daar redde je het wel mee.'

Bakkers vader was molenaar in Oudeschild. 'Niet van De Traanroeier – die toen trouwens nog niet zo heette, want die naam bestaat pas sinds de jaren zestig – maar van een elektrische molen die graan maalde. Hij drukte wel eens wat meelzakken van de Duitsers achterover. Dat was mooie, dichte stof, waar mijn moeder kleren van maakte. Maar als we achter de dijk gingen zwemmen, durfde ik me niet uit te kleden. Dan begonnen die andere jongens te joelen: Je bent toch geen mietje! Maar ik liep met een hakenkruis op mijn kont. Die dingen stonden overal op, zelfs op meelzakken…'

Om de schaarste aan goed schoeisel te lijf te gaan, specialiseerden sommige Texelaars zich in het verzolen van klompen. 'Als ze erg dun werden, spiekerden ze er een stukje autoband onder', vertelt Jansen. Bakker: 'In Oudeschild had je de gebroeders Van der Meer. Johannes en Germ, heetten ze. Die hebben in de oorlog meer dan duizend paar klompen verzoold. Hun vader nam de klus aan, want die jongens zaten ondergedoken en niemand mocht weten dat ze nog op Texel waren. Maar die ouwe was zelf helemaal niet handig. Zijn zoons deden het werk.'

Zelf hielp Bakker af en toe mee als er koolzaad moest worden gemalen. 'De molen van Oudeschild stond een tijd stil. Maar in 1943 werd hij provisorisch gemaakt. Voor de doeken in de wieken gebruikten ze oude zeilen van een schip. Koolzaad werd veel verbouwd op Texel. We maakten er olie van om mee te bakken en braden. Dat was chagrijnig werk. Eentonig. Je was de hele dag bezig olie in flessen te gieten en daar plakkertjes op te doen, zodat we wisten van wie ze waren. Uit verveling namen we soms een hap blauw maanzaad. Tegenwoordig staat dat op de lijst van verdovende middelen. Maar wisten wij veel. Het was wel lekker. En je kreeg er mooie beelden van.' Hij grijnst: 'Ik zag prachtige engelen met grote borsten en gouden bazuinen rond de molen vliegen.'

Woensdag 20 mei wordt op verschillende manieren stilgestaan bij het feit dat de Geallieerden zeventig jaar geleden (en op die datum) voet op Texelse bodem zetten. Samen met Willem Roeper en Bram van Dijk verzorgen Bakker en Jansen op het Texelse vliegveld een presentatie waarin ze laten zien hoe Texelaars het gebrek aan voedsel probeerden te ondervangen. Zo demonstreert Bakker hoe uit koolzaad olie kan worden gewonnen. De stokoude pers, eigendom van de familie Kager, was er nog, maar een groter probleem bleek het om aan koolzaad te komen. Jansen: 'Na lang speuren kwam ik bij Jaap Séédje – Jacob Lap in De Hemmer – terecht. Hij vertelde dat hij nog een paar zakken overjarig zaad in de schuur had staan.'

Roeper demonstreert hoe Texelaars van gekookte suikerbieten stroop maakten. Ook hier bleek het overigens moeilijk om aan de benodigde producten te komen. Jansen: 'Er worden bieten genoeg verbouwd op Texel. Maar die zijn met de bietencampagne afgelopen najaar allemaal van Texel afgevoerd. Bram de Ridder had nog een mandje staan, maar toen Willem het kwam afhalen, bleken ze te zijn opgevreten door de ratten. Via boerenhulp Sjirk Brans hebben we er gelukkig toch nog zeventien gevonden.'

De bieten werden gekookt in een doormidden gezaagde paravaan, een torpedovormig lichaam, dat door de marine werd gebruikt om mijnen te bestrijden. Jansen: 'Daar werden takkenbossen onder gestookt. Dat gebeurde bij Kikkert aan het Waalenburgerdijkje.' Bakker: 'Erg lekker was die stroop niet. Maar we gaan het maken en wie wil mag het proeven.'

Joop Rommets

Gelein Jansen, Bram van Dijk en Jaap Bakker.