De kasseien van Parijs-Roubaix

'Dit was dus eens, maar nooit weer!' Daarover waren Rossano Marci, de fietsende stukadoor, en ik het roerend eens bij aankomst in het Velodrome, eindpunt van de wielerklassieker Parijs-Roubaix. Een kleine 170 kilometer, waarvan 52,5 km kasseien, hadden ons volledig gesloopt. Maar we hadden het gehaald en - zo mogelijk nog belangrijker - waren er zonder kleerscheuren vanaf gekomen.

'Hee jongens, Parijs-Roubaix, lijkt jullie dat wat?' Een appje van die strekking, verzonden door Tom Witte van de Oosterender wielergroep waarmee ik regelmatig fiets, verscheen maanden geleden op mijn telefoon. Ach, waarom niet? Welke afstand? Ach, Vaals-Texel vorig jaar was ruim 300 kilometer, dus 170 km moet lukken. Achteraf een tikje naïef. Dat er kasseien in het traject zaten had ik op tv wel gezien, maar 27 stroken waarvan de langste bijna vier kilometer, was me tijdens het kijken even ontgaan. En ook dat die kasseien er schots en scheef in liggen, plaatselijk ontbreken en nog akelig glad zijn ook. Een praatje in Het Cafeetje door materiaalkenner Erwin Goënga, die in het Belofteteam ooit samen met Niki Terpstra reed, was voor ons groepje een eyeopener. Tijdens zijn relaas werd het steeds stiller. Zijn tips om met verstevigde banden te rijden, alles aan de fiets goed vast te draaien en andere voorzieningen te treffen, zouden uiterst nuttig blijken. Zaterdagmorgen vroeg stapten we op de fiets in het Franse Busigny, om na een kilometertje of tien asfalt de eerste kasseienstrook op te rijden. Het was gaan regenen en de keien waren spekglad geworden. Erwin had gezegd: 'Hoe sneller je er overheen rijdt, hoe minder je er van merkt.' Dus in volle vaart er op, blijkbaar niet snel genoeg, mijn fiets schudde dermate heftig dat ik me afvroeg welke sadist deze sport bedacht moest hebben. Maar met drie sterren op een schaal van vijf bleek dit stukje slechts een opwarmertje voor het grote werk. Verderop had de plaatselijke stratenmaker de kasseien nog schotser en schever neergelegd en ik verdenk de organisatie ervan dat als die stenenlegger zijn werk te goed doet, ze hem de laan uit sturen. Waarom deze klassieker de Hel van het Noorden wordt genoemd ondervonden we pas echt in Het Bos, waar de meest beruchte strook ligt. Eigenlijk onbegaanbaar, je hobbelt van kei naar kei, de basaltstrook onder aan de Texelse dijk is er nog heilig bij. Links en rechts valpartijen en pijnlijke gezichten, op een enkele duikeling in de berm na kwamen wij er ongeschonden af. Vele verwensingen later bereikten we uitgeput, verkrampt en door elkaar geschud de finish. Maar met een voldaan gevoel, we hadden het toch maar gered.

Gerard Timmerman

'