Amsterdams oorlogskind vertelt

In deel 1 van het verhaal van 'Amsterdammertje' Salomon Waldermeer Valveken lazen we hoe hij begon aan zijn reis naar Texel en al eenmaal aan de dood ontsnapte. Vandaag deel 2:

Toen we na een poosje aan boord wat brood en melk kregen, was de mijn al weer snel vergeten. Honger, dat hadden we! Emmie en ik hielden elkaar goed in de gaten, je wist maar nooit. Na wat te hebben geslapen kwamen we aan op Texel, waar we in een grote loods werden binnen geleid. Na wat te zijn toegesproken en we eten hadden gekregen werden onze namen afgeroepen. Vanaf de haven werden we met paard en wagen naar onze bestemming gebracht. Emmie en ik werden ingedeeld op een gedeelte van Texel dat Eierland heet. Na een uurtje kwamen we aan op boerderij Holland. Daar werden we niet heel enthousiast ontvangen. Daar stonden we dan, twee kinderen met hun koffertje tegenover een paar vreemde mensen, die heel verwonderd naar ons keken. 'Wie zijn jullie?' 'Wij komen uit Amsterdam', was ons antwoord. 'Nou, kom dan maar binnen.' Later zouden we pas begrijpen dat hier een groot misverstand had plaatsgevonden. We kregen wat te eten, maar niet te veel. Dat zou schade kunnen toebrengen aan twee ondervoede kinderen, dat hadden die Texelaars goed begrepen. Tijdens een kort gesprek kwamen Emmie en ik er achter dat deze mensen, een paar weken voordat wij kwamen, al twee kinderen hadden ontvangen. Een rare gewaarwording, maar ja, wat nu? De mensen van Hoeve Holland wisten misschien wel raad. Er werd familieberaad gehouden. Emmie en ik werden ergens anders naar toegebracht. Ik mocht naar een ander familielid, namelijk oom Co en tante Nada v/d Berg, die aan de Postweg in Modestia woonden. Helaas was daar geen plaats voor onze Emmie, die ging naar nog een ander familielid. We werden dus gescheiden. Dat was een harde klap. Wat moest je als kind? Het was net of je ziel uit je lichaam werd getrokken. Je voelde je met recht als twee schaapjes op het eiland Texel, verstoten door je moeder. Het was nog maar het begin van alle ellende, die we daar zouden beleven.

Oh Texel, je zou ons leven redden,

Maar niet zonder slag of stoot.

Het leek net of het zo had moeten lopen

Alweer narigheid.

Zo ging Emmie naar een boerderij in De Cocksdorp en Monnie naar Eierland. Wel met de belofte dat we elkaar konden bezoeken, zo vaak als we maar wilden. Nog dezelfde dag kwamen de mensen van Modestia mij halen. Ik merkte meteen dat dit geweldige mensen waren, die mij direct in hun armen sloten. 'Noem ons maar gewoon ome Co en tante Nada', zeiden ze. Oom Co en tante Nada hadden zelf geen kinderen.