Amsterdams oorlogskind vertelt

'In een oorlog die je meemaakt wordt een kind direct volwassen, je begrijpt alles direct. Ik was destijds tien. Ik heb mijn verhaal opgeschreven.' In aanloop naar 20 mei plaatsen we het verhaal van Salomon Waldermeer Valvekens (80 jaar, woonachtig in Purmerend). Hij was één van de vele Amsterdammertjes die naar Texel kwam om aan te sterken. We hebben er zo weinig mogelijk aan veranderd om het in zijn stijl te houden. Vandaag het eerste deel.

Het leven in Amsterdam werd in de loop van 1945 steeds moeilijker. Het eten werd een zeer groot probleem, ook voor mijn zusjes. Het was er eenvoudig niet. Zo kwam het dat mijn zusje Emmie (Emine) en ik op een dag thuis kwamen, de rest naar ons zat te kijken met zeer bezorgde gezichten. De pastoor was net op bezoek geweest. Emmie vertelde dat we hem hadden zien lopen in de Weesperstraat. 'Wat kijken jullie bezorgd, is er iets?', vroegen we. 'Ja', zei mijn moeder, 'Jullie mogen een paar weken naar Texel, als je dat wil. Daar is volop eten.' 'En het zal jullie goed doen', onderbrak mijn zus Clementine. Wat een beslissing zou dat zijn! We waren al zes weken weg geweest naar Wateringen (in het Westland) bij een tuinder aan de Heulweg. Dat was geweldig geweest, maar Texel was andere koek, ver weg over het water. We moesten snel beslissen, want de boot ging dezelfde avond al weg, vanaf het IJ, had de pastoor gezegd. Emmie en ik keken elkaar aan, we hadden toch geen enkele keus. De honger en ellende hadden ons al zo geslagen, dat het honger-oedeem dichtbij was gekomen. Met veel verdriet in onze hartjes stemden we toe. Onze koffertjes stonden al gauw klaar en 's avonds om zeven uur stonden we op de boot op de Kaai achter het Centraal Station. Moeder, zusjes en Eddie zwaaiden ons uit bij het vertrek. Het was voor ons twee zeer aangrijpend. Toen de tros los ging stond de hele club te janken. Emmie en ik hielden elkaar stevig vast. Langzaam gingen we varen, met zo'n paar honderd kinderen. We hadden al gauw in de gaten dat er ook wat Duitse soldaten aan boord waren. Misschien voor onze veiligheid of voor de bevoorrading van hun troepen op Texel, dat weet ik niet meer zeker. Maar als kind viel je dat natuurlijk wel op. Emmie en ik zochten een plekje in het ruim benedendeks en kropen tegen elkaar aan, een onzekere tijd tegemoet. Wat zou de toekomst brengen? Langzaam werd het donker en het schip voer gestaag verder richting Texel. Na een tijdje varen viel het schip ineens stil. Er bleek paniek aan boord onder de Duitse soldaten. Wij wisten niet waarover het ging. We kregen het bevel vooral stil te blijven. Een Duitse soldaat sprong overboord, dat hadden goed kunnen zien. Naderhand hoorden we dat hij een zeemijn van het schip had afgeduwd, die in de richting van ons schip was gedreven. Deze soldaat heeft dus misschien wel ons leven gered (wie zal het weten).