Rinus Kuiper (op de rug gezien) dirigeert het koor tijdens het Watersnoodconcert in de RK kerk in De Cocksdorp.
Rinus Kuiper (op de rug gezien) dirigeert het koor tijdens het Watersnoodconcert in de RK kerk in De Cocksdorp. Foto: Gerard Timmerman

'De zee blijft

ondoorgrondelijk'

'Gaat de wind de kop opsteken. Springt zij keihard uit de band. Dan gaat ook de zee zich wreken. Op de mens en op het land!' Beginregels uit het lied 'Stormvloed 1953', zondag ten gehore gebracht door de Zingers achter de Rüge Diek.

Een muziekavond in het teken van de Watersnoodramp van 1 februari 1953. Die overspoelde niet alleen grote delen van Zeeland en kostte daar 1834 mensenlevens, ook Texel kwam er niet ongeschonden vanaf. De dijk van Polder De Eendracht brak, een ramp die zes Texelaars het leven kostte, van wie vijf afkomstig uit het kleine De Waal. Rinus Kuiper, initiatiefnemer van deze bijzondere avond, was een schooljongen en herinnert het zich nog als de dag van gisteren. Nooit eerder hoorde hij de wind zó angstwekkend tekeergaan. De platen dreigden van de stal te waaien, de schuur kon slecht met uiterste inspanning worden gered. Zijn moeder kwam uit Zeeland, waar de ramp van ongekende omvang was. Die familieband maakte de gebeurtenissen zo nog indrukwekkender voor Kuiper. Een veehouder met bijzondere andere talenten, met name op muzikaal gebied. Met het zangspel over de Watersnoodramp ging voor hem een langgekoesterde wens in vervulling. De Zingers achter de Rüge Diek, ontstaan bij de feestelijkheden rond het 175-jarig polderbestaan, werkten graag mee om aan dit verzoek van hun gewaardeerde dirigent. Zo kwam het dat Kuiper zijn gedachten aan de ramp op schrift zette, op de melodie van kerkelijke liederen. Met als resultaat een reeks indrukwekkende gezangen, begeleid op het orgel door Johan Ran, waarbij Jan Krotje de teksten voor iedereen in de flink gevulde kerk leesbaar in beeld bracht. Kuiper is als geen ander in staat om de dreiging van de elementen met gevoel voor taal kracht bij te zetten. Zoals in het lied Stormvloed 1953: 'De wind maakt een wolfsgehuil. De honger kwam naar boven. De zee maakt haar klauwen vuil. Wat samen ging met roven. En door die brute roofdierstaat. Daarop staat, wat je noemt, geen maat. Moest veel eraan geloven!' Maar ook in staat om zaken bloemrijk te verwoorden. Over de de zee: 'Soms straalt zij als een lentebruid, dan weer breekt zij als een roofdier uit.' Het had in 1953 maar een haartje gescheeld of de dijk bij De Kaap had het begeven en ook bij De Schans was het kritiek. In de liederen werden ook de slachtoffers van de ramp herdacht. 'Redmer IJska de hoefsmid, Willem Dijker die nooit zijn boerenvak vergat, Koopman en Walsweer keerden niet meer levend weer, Wieger Bernardus en Kuip de melkboer. Veel mannen deden toen hun plicht, maar bij zes doofde 't levenslicht.' Hun namen staan op het monument op de dijk. Ook de dijkenbouwers werden bezongen. 'Houdt Leeghwater en Lely hoog! Dan houden wij het droog!' Maar toch vooral die onderliggende boodschap, dat de zee niet te vertrouwen is. 'De zee blijft ondoorgrondelijk, je krijgt er nooit je vingers achter.' Verwoestend, alles verslindend waren woorden die regelmatig door de kerk klonken. Waterbouwers, maar ook voorstanders van de coupure of stormvloedkering in de haven dienden op hun hoede te zijn. 'Let op uw zaak. Ga er niet vanuit dat het gevaar met een nieuwe dijk voorbij is. De strijd met de zee zal nooit ophouden.' Allemaal mooi gezongen, met indrukwekkende solo's, gevoel en emotie. Onder de luisteraars ook hoofdingeland Arie Lap, bruggenhoofd naar het hoogheemraadschap, die de boodschap in het hoofdkantoor zal laten doorklinken.