Verhalenwedstrijd Texelfonds

Ganzen

Een gans is een prachtige vogel. Boeren houden niet van ganzen, want ze vreten al dat mooie, sappige gras op, wat zo mooi groen is door bemesting. Hetzij kunstmest of drijfmest. Beetje eigen schuld misschien dat de ganzen juist dat mooie gras kiezen. Afijn, als ik zo over ons eiland rijd en ik zie die grote koppels ganzen op de landen, dan denk ik weleens: als het mijn eiland was, wist ik het wel. Zo kwam ik op een idee. Wel een beetje luguber idee, maar toch. Ieder keer als ik veel ganzen zag, dan zag ik in gedachten 'gans in de pan'. Toen besloot ik maar eens een plan te gaan maken om ten uitvoer te brengen. Want ja, een gans is ook beschermd. Het mag eigenlijk niet. In de schuur had ik nog een stuk visnet. Als ik daar eens vier tennisballen op de hoeken aan vastknoopte. Zo gedacht, zo gedaan. Nu mijn honkbalknuppel van de zolder halen en dan… wachten tot het donker wordt. Deze dag had ik goed in de gaten gehouden waar de ganzen zich ophielden. Gelukkig niet zover van huis. Ik besloot op de fiets te gaan. Die kan je makkelijker ergens neerzetten en valt niet zo op. Eindelijk was het zover. Nog een zaklamp voor noodgevallen mee. Heb ik alles? Mooi, we kunnen. Als een echte misdadiger in zwart gekleed. Dit wordt moord met voorbedachten rade. Bij het bewuste land aangekomen, zet ik mijn fiets achter een bosje, doe mijn rugzak om en loop een stukje om het land heen. Je moet je prooi altijd tegen de wind in benaderen. Een klein beetje maanlicht belicht mijn daden. Net genoeg om te zien wat ik doe. Dan haal ik mijn werpnet uit m'n rugzak en sluip dichterbij. Mijn hart klopt in m'n keel. Gelukkig maken ganzen altijd wel wat lawaai. Ik sta met m'n net in de aanslag. Het wordt even stil in de groep. Hebben ze mij gehoord? Dan spring ik overeind en werp mijn net. Luid gakkend gaan ze ervan door. Slechts één is er te laat. Die is getroffen door het net en het net is zwaar. Vooral als je kop net door een maas steekt. Met m'n knuppel in de hand loop ik op het beest af. Gak! Gak! Gak! Ik hef mijn knuppel op … maar dan dringt de noodkreet van het dier tot me door. Het gaat me door merg en been. Waar ben ik mee bezig? Deze prachtige vogel… Ik laat m'n hand zakken, ik kan het niet. Ik heb nog vlees in de diepvries. Ik heb geen honger en om die paar grassprietjes te redden deze mooie gans vermoorden? Ik zak op mijn knieën, leg de knuppel naast me neer en begin de vogel te bevrijden. "Rustig maar beest, het is al goed. Ga maar naar je kameraden. Je bent veel te mooi voor in de pan." Luidkeels schreeuwend stijgt hij op. Ik roep hem na. "Maar mocht ik honger krijgen, wees dan op je hoede." Opgelucht fiets ik naar huis terug. Gelukkig. Ik ben geen moordenaar.

Paula van Tongelen-Prins – Den Burg