Verhalenwedstrijd Texelfonds

De bekering van Paulus...

Voor gereformeerde jongetjes, die nog te jong waren voor de "jongelingsvereniging", kende de vroegere kerkelijke gemeenschap van Oosterend ook de "knapenvereniging". Behalve de leeftijd van de leden waren er geen grote verschillen tussen de twee verenigingen. De bijeenkomsten werden nogal plechtig vergaderingen genoemd en stonden onder het voorzitterschap van een gerespecteerd mannelijk kerklid. Op de agenda prijkte altijd een stevig kerkelijk onderwerp dat door één van de leden werd behandeld in wat een "inleiding" heette. Het passeren van de leeftijdgrens, waarop je lid van de knapenvereniging mocht worden, was een belangrijke mijlpaal. Het lid worden kende dan ook een ongeschreven inwijdingsritueel: het opsteken van je eerste sigaret. Een knaap werd verondersteld later man te worden en gedachtig de slagzin "het is geen man die niet roken kan" werd die veelal door de voorzitter aan de nieuwkomer uitgereikt. Uit eerbied voor de Heilige Schrift werd tijdens de inleiding niet gerookt, maar zodra een wat profaner agendapunt werd aangeroerd, dampten knapen èn voorzitter er lustig op los. Cor Bremer, mijn vader, heeft destijds bijna alle kerkelijke en niet-kerkelijke functies bekleed die in Oosterend maar denkbaar waren, dus ook die van leider van de knapenvereniging. Dat was niet altijd gemakkelijk, ook gereformeerde jongetjes waren wel in voor geintjes en moesten regelmatig tot de orde worden geroepen. Vooral tijdens de inleiding, meestal thuis rechtstreeks overgeschreven uit de kinderbijbel, sloeg de verveling wel eens toe en zocht men afleiding in allerlei kattenkwaad. Die keer had één van de knapen de week daarvoor zijn verjaardag gevierd en had trots het cadeau van zijn ouders meegebracht: een spiksplinternieuwe reuze-zaklantaarn. Maar het demonsteren van de werking van het apparaat moest, net als het opsteken van de sigaret, wachten tot de inleiding voorbij was. En dat was dit keer een nogal lang en op hakkelige toon opgelezen verhaal over de bekering van Paulus. Zoals u misschien wel weet heette deze apostel eerst Saulus van Tarsus en was een fervente vervolger van de eerste Christenen. De man trok van stad tot dorp tot stad om de volgers van die vervloekte Jezus van Nazareth uit hun huizen te scheuren om ze over te leveren aan de Hogepriesters in Jeruzalem. De knaap stotterde door dit verhaal met zijn ogen strak gericht op het smoezelig papier waarop hij het thuis had geschreven. Toen dit maar duurde en duurde hield de eigenaar van de lamp het niet langer. Onder tafel door seinde hij, eerst nog voorzichtig, met de lichtbundel aan en uit naar de jongens die naast en tegenover hem zaten. Voorzichtig want de voorzitter mocht het niet zien, het zou hem zijn sigaret kunnen kosten. Saulus was al haperend en hakkelend een tijdje onderweg met zijn gewapende knechten, onderweg naar Damascus om daar toe te slaan in de kring van de discipelen van Jezus. Hij was lang onderweg, de jongen was geen snelle lezer. En de bediener van het lantaarn werd al brutaler. Een enkele keer richtte hij heel even de lichtbundel op het gezicht van de inleider. Die knipperde dan even met de ogen en sleepte zich voort naar het verre Damascus tot hij toe was aan het moment dat God zelf het welletjes vond met de activiteiten van de Christenhater. De Almachtige ging ingrijpen. De stem van de jonge inleider ging omhoog, nu werd het echt spannend. Maar wat vervelend dat het licht van de zaklamp steeds langer op zijn ogen werd gericht. Toch leest hij verder. Hij vertelt dat er plotseling een groot licht uit de Hemel op Saulus werd gericht, een licht zo fel dat hij uit zijn koets op de stoffige aarde viel. Het grote licht uit de lantaarn blijft nu op hem gericht: "En God sprak", las hij: "Saul, Saul, waarom vervolgt Gij mij?" En met de ogen tranend en trillende stem: "Toen stond Saulus op van de grond en zeide……." , en dan in dolle drift: "Skei úút met dat rotlichie!!"

Aris Bremer