Het bedrijfspand aan de Burgwal. Het staat al zes jaar te koop, de verkoop ketste af nadat de huurder na een uitspraak van de rechter kon blijven zitten.
Het bedrijfspand aan de Burgwal. Het staat al zes jaar te koop, de verkoop ketste af nadat de huurder na een uitspraak van de rechter kon blijven zitten. Foto: Gerard Timmerman

Verhuur verkooppand loopt uit op drama

Zes jaar geleden zetten Nora Bekking en Dirk van Tatenhove de woning annex bedrijfspand aan de Burgwal te koop. Zolang het niet was verkocht, besloten ze het te verhuren. Bij verkoop zou de huur zou worden opgezegd. Het liep anders.

Met ingang van 1 juni 2011 gingen de eigenaars en huurders, een echtpaar met kinderen, een huurovereenkomst aan voor een appartement en mede gebruik van het souterrain en een berging. In het contract stond: 'De huurder is bekend met het feit dat het pand te koop staat en gaat akkoord met opzegging van de huurovereenkomst bij verkoop.' De verhuurders konden de overeenkomst tegen de eerste van de maand opzeggen, met in achtneming van een maand opzegtermijn. Nadat de huurders het pand hadden betrokken, meldde zich een koper, in de hoedanigheid van Martin en Ilsa Koorn. Op 28 februari van dit jaar zou de overdracht zijn. Vooruitlopend hierop viel bij de huurders van het appartement op 31 december 2013 een brief in de bus, met de mededeling dat de ruimtes die als medegebruik stonden aangemerkt per 1 maart 2014 leeg dienden te worden opgeleverd. De huurder, die inmiddels in scheiding lag, kon wel in het appartement blijven wonen. Maar die was niet van plan die ruimtes, zoals een slaapkamer, te ontruimen. Diens advocaat stuurde Bekking en Van Tatenhove op 21 februari een brief. 'Weliswaar staat in de huurovereenkomst vermeld dat zij (de huurders) akkoord gaan ''met opzegging van de huurovereenkomst bij verkoop'', maar ook in dat geval is een opzegging wegens verkoop niet rechtsgeldig.' De advocaat sommeert de verhuurder zich 'van iedere maatregel tot ontruiming te (doen) onthouden'. Om de ontruiming af te dwingen, spande de verhuurders een kort geding aan. Maar de rechtbank stelt de huurder in het gelijk. De huurder mocht blijven zitten. Met als bijkomend effect dat door de uitspraak zijn recht op een urgentieverklaring voor een aangepaste huurwoning (die hij naar eigen zeggen had aangevraagd om te kunnen verhuizen) verviel. Hij had immers een geschikte woning en was dus niet meer urgent. 'Als zij niet naar de rechter waren gestapt, had ik gewoon mijn urgentieverklaring gekregen, een andere woning kunnen betrekken en hadden zij kunnen verkopen. Ik wilde zelfs huizenruil met hen doen, zodat zij dit alsnog konden opleveren. Maar dat wilden ze niet.' Hoe het ook zij, het resulteerde er in dat het pand aan de Burgwal niet leeg kon worden opgeleverd en de verkoop niet door kon gaan. Bekking en Van Tatenhove blijven dus met hun pand én de lasten zitten. Een een huurder die ze verwijten niet tijdig te betalen, afspraken niet na te komen, de situatie te misbruiken, onwaarheden te verspreiden en geen mediation te willen. Omgekeerd verwijt de huurder dat zijn huisbazen hem in een kwaad daglicht stellen, achterstallig onderhoud, dat hij ook moet betalen voor verwarming van ruimtes die hij niet huurt en huisvredebreuk. 'Van mijn kant is er nooit onwil geweest, hun oneerlijkheid is voor negentig procent de oorzaak. De tijd van mediation, die mij pas ná de rechtszaak is aangeboden, is voorbij. Ik vertrek alleen als er voor mij een vergelijkbare oplossing is en een schadeloosstelling.' Bekking: 'Geen onwil, we proberen al een jaar vergeefs met hem in gesprek te komen. Te hoge energierekening? Niet onze schuld, hij heeft zijn eigen meterkast. En op ons aanbod voor schadeloosstelling reageerde hij niet.'