Belgische vluchtelingen voor de pastorie in De Waal.
Belgische vluchtelingen voor de pastorie in De Waal. Foto: Collectie Historische Vereniging

Eerste Wereldoorlog: op de vlucht

Gedurende de Eerste Wereldoorlog sloegen veel Belgen op de vlucht naar Nederland.

Rond 1 september 1914 kwamen 55 Belgen naar Texel, van wie er zich 23 in een leegstaande doopsgezinde pastorie in De Waal vestigden. In oktober arriveren er opnieuw veel. Texelaars betuigen op uiteenlopende wijze steun. Er wordt gecollecteerd en zelfs gevoetbald, zoals een wedstrijd tussen hier gelegerde militairen en het Texels elftal. In De Hoop in De Cocksdorp wordt een voordracht voor militairen gehouden, de opbrengst gaat naar de vluchtelingen. De Belgen gaan ook zelf aan de slag. Eén van hen biedt zich in de krant aan als 'eerste klas knecht voor alle reparaties'. De Hengsten Associatie Eierland koopt de Belgische hengst Polo en later een vos-bles, die de naam Vluchteling krijgt. In juli 1915 werden 75 Belgen ondergebracht in een schuur van Labora. De mannen werkten op het land, maar soms liepen de spanningen hoog op. Dokter Keidel moest er eens aan te pas komen toen een Belg een landgenoot neerstak. Ook op Rio Grande zaten veel Belgen. De krant meldt dat de vluchtelingen in 1916 hielpen met de oogst van 150 hectare vlas. Tijdens de winter van 1916 werd het zuidelijk deel van wat nu de Dennen heet gediepspit door vluchtelingen. Vandaar dat men daarna een weg in het gebied de Belzenweg ging noemen. Gedurende de oorlogsjaren bouwden de Belgen een goede band op met de Texelaars. Florent Alfons van Reeth plaatste bij zijn vertrek in de krant een advertentie waarin hij vrienden en bekenden groette en het Texels Fanfarecorps dank zegde. Ook andere Belgen deden dat. Pas op 14 februari 1914 werd de 'interneringsgroep' op hoeve Antwerpen opgeheven. Hier is nu kampeercentrum De Driehoek. Niet alle Belgen keerden terug. Zo komt de naam Van Tongelen hier nog steeds voor. (bron Texel in de Eerste Wereldoorlog). Een stulpje bij 't Horntje werd lange tijd bewoond door Léon de Puijsselaar. Over hem gaat de anekdote dat kantonnier Ben Lagerveld hem eens binnen vroeg en dronken voerde. Toen hij de Belg thuisbracht, stond Marie de Puijsselaar het duo op te wachten met de mattenklopper. Ze sloeg niet haar man, maar de kantonnier. Die zei later nog nooit zo hard voor een vrouw op de loop te zijn gegaan.