Finisher Ruud Daalder geeft, nog op de crossbaan aan de Genteweg, het sein voor de laatste ronde.
Finisher Ruud Daalder geeft, nog op de crossbaan aan de Genteweg, het sein voor de laatste ronde. Foto: Archief Texelse Courant

'Ik zag ze recht op me afkomen'

Snellere crosswagens, een nieuwe generatie coureurs en een andere baan. Maar altijd dezelfde man die de finishvlag hanteerde. Ruud Daalder was tientallen jaren een vaste waarde in de autocross. Was, want, ook tot zijn eigen verrassing, werd hij bedankt.

Zeker dertig jaar zwaaide de Oosterender de autocrossers af als ze met hun bolides over de finish denderden, maar het zou volgens Ruud ook dichtbij de vijfendertig jaar kunnen liggen. Zelf is hij de tel kwijtgeraakt en publiek en crossers weten niet beter of Ruud zwaaide met de geblokte vlag. Zelf weet hij overigens nog hoe Jan Breman vóór hem de vlagger was. 'Hij zat toen in het bestuur, net als mijn broer Peter. Ik hing daar ook rond en werd de assistent van Breman. Toen hij er na een jaar of vier mee stopte, nam ik zijn taak over. Het was in die tijd totaal anders dan nu. Veel minder auto's en er werd veel minder hard gereden. Op het terrein aan de Genteweg zat in het begin van de cross de gang er nog wel aardig in, maar als er na verloop van tijd in de bochten grote kuilen kwamen, dan ging het tempo behoorlijk omlaag.' Ruud vlagde eerst voor de start, rende naar de andere kant van het terrein en sprong daar op de strobalen om daarna met de ander vlag de crossers bij de finish af te vlaggen.'

Het deelnemersveld bood een heel andere aanblik dan nu. 'Ze reden met grote achtpitters. Buicks, Fords, Chevrolets en dat soort werk. Mannen als Toon Jansen en Jan Kaan reden er toen in rond. Zij kenden maar één tempo: plankgas. Ze hadden grote, opgelaste bumpers. Er werd vol op elkaar ingeramd. Als iemand het niet kon bijhouden, dan hield hij in en wachtte tot ze kwamen en kleunde er vervolgens in.' Als finisher moest hij soms rennen voor zijn leven. 'Dan stond ik op de strobalen en zag ze recht op me afkomen. Ze deden het er om en het ging lang niet zo hard als nu. Ik zocht een veilig heenkomen en zag achter me hoe ze over de strobalen heen denderden. Ach, het was vermaak en hoorde er bij, maar ik heb nooit een schrammetje opgelopen. Regelmatig dook er eentje in de sloot. Eén keer heb ik gezien hoe een brandweerman tussen twee auto's belandde en werd gegrepen. Ik zag hem door de lucht vliegen en dacht: die is dood. Gelukkig niet, maar hij had wel zijn been op meerdere plaatsen gebroken.'

'De auto's hadden toen nog geen transponders zoals nu, het was opletten geblazen. Ik hield de jurybus goed in de gaten. Zij hielden bij wie er voorop lag, schreven op een papier wie nummer één was en hielden dat voor het raam. Dan wist ik voor wie ik moest vlaggen. Later kreeg ik een koptelefoon en stonden we met elkaar in verbinding. De overgang naar de nieuwe baan was perfect, ik kan niet anders zeggen. Er zijn veel meer auto's gekomen, veel meer klassen en de snelheid ging een stuk omhoog. De baan is razendsnel, net asfalt als het droog is. Het zou me niet verbazen als de stockcars op het rechte eind 120 gaan.'

'Tussentijds ben er wel eens een paar jaar mee gestopt, omdat ik andere drukte had. Maar mijn vervanger bakte er blijkbaar weinig van, want al snel vroegen de coureurs of ik weer wilde vlaggen.' Sindsdien stond hij weer op zijn vertrouwde post. 'Ik doe het al zó lang. Ik zou er ook echt geen probleem mee hebben gehad, te moeten stoppen. Omdat ze verjonging willen - ik ben immers zestig - of kritiek hebben. Maar ik heb nooit één onvertogen woord gehoord. Niet van het bestuur van de MAB-club, niet van de coureurs en niet van het publiek. Natuurlijk kwam er na afloop van een race wel eens iemand verhaal halen en werd er soms stevig gesproken, nooit geslagen overigens. Ach, commentaar, dat hoort er bij. Maar dat ze me zomaar hebben afgedankt, zonder opgaaf van reden en zelfs zonder het mij tevoren even te vertellen, daar begrijp ik echt helemaal niets van en neem ik ze echt kwalijk. Ik ging die zondag, zoals altijd, naar de autocross en zou de gele, de zwarte en de zwartwitte vlag pakken. ''Wat ga jij doen?'', vroeg de wedstrijdleider. ''Wat ik altijd doe'', zei ik. Toen bleek dat ze een ander hadden. ''Jij kan wel in het middenterrein.'' Ze wilden mij met een gele vlag op een betonnen bak tegenover de toren zetten.' Op een plek die hij zelf levensgevaarlijk vindt. 'Daar ga ik echt niet staan.' Nadat dit vorig jaar bekend werd, sprak de redactie met de MAB-club. Die gaf aan dat de communicatie met Ruud niet goed was verlopen en dat de kwestie alsnog met het zou worden uitgesproken. Daarop werd het interview op verzoek van Ruud aan de kant gelegd. Maar toen vorige week - bijna een jaar later - de MAB volgens Ruud nog niets van zich had laten horen, komt het alsnog in de krant. 'Zo ga je niet met mensen om.'