Puttertje

Het gras is aan de maaimachine toe, maar ik heb zo'n spannend boek, ik kan maar niet loskomen van mijn kleed. Ik beloof mezelf het hoofdstuk uit te mogen lezen. Als ik eenmaal ga liggen lezen ben ik verkocht. Vlak voordat dokter Boonstra mij een nieuwe knie heeft gegeven, hebben manlief en ik een fietstocht gemaakt, nu kon het nog. In Oudeschild lekker op een terras genietend van een ijsje lopen we nog even over de haven,

Wat schetst mijn verbazing? Buiten staan rijen met boeken. Ik heb al gauw een stapeltje in mijn handen. Toon Kortooms, Hella Haasse en Cor Bruijn. Schreef hij niet Sil de strandjutter? Manlief knielt bij een bak oude lp's en raakt ook in the mood. 'Heb je mijn boek al gelezen?' 'Als ik geholpen ben, lees ik die, deze zijn maar een euro. En voor het goede doel, een student gaat er van naar school, kijk maar.' Ik wijs op een plaatje en stap naar binnen om af te rekenen. Drie weken later zijn alle boeken gelezen en ben ik aan zijn boek 'Het Puttertje' begonnen. Het is een dikke pil, maar een betere pil bestaat er niet. Je hebt geen paracetamol of diclofenac meer nodig, de wereld om je heen, ja, zelfs de zere knie is vergeten. Het boek is ook een schilderij, mooi, klein, van het vogeltje het puttertje. Geringd, het raakt je in al zijn eenvoud. Het hangt in het Mauritshuis in Den Haag dat deze week weer geopend is.'

Nu eerst naar kunst van eigen bodem, ik pak voorzichtig de fiets en laat me verrassen door wat dorpsbewoners gemaakt hebben in de Peperhof. Waar eens vele handen gevouwen waren hebben dezelfde handen zich laten inspireren tot het maken van parels, kunstwerken, allemaal mooi uitkomend in de geschilderde witte kerk met hoge ramen. Ik sta te kijken en te praten en probeer me voor de geest te halen waar we stonden te zingen met 'The Messengers', de banken, alles is weg en er is ruimte. 'Wij zaten zo'n beetje hier', wijst Cees Aris me aan, iedereen had zijn plek en eigen kussen. Links is een prachtige tafel waar iemand zelfgemaakte sieraden en schalen heeft gemaakt. Ik vraag van wie het is. Schelpen in zilver gevat, colliers met mooie vormen en hele sierlijke ringen. Ik pas een ring met een mooi blauw schelpje, heel apart, en kijk op het visitekaartje naar de naam: Jan Vlaming. Is dat Jan van de coƶperatie?, die ik in gedachten met de heftruck met netten en kettingen over de haven zie rijden? 'Maak jij dat Jan? Prachtig, echt vakwerk.' Naast hem staat de organist, ook een Jan, met vogels geschilderd op hout alsof ze zo uit de wei zijn weggelopen. Voor kunst hoeven we niet helemaal naar Den Haag.

Nu snel het gras maaien. Later zit ik met een bak koffie in het laatste hoofdstuk van mijn boek. Mijn ogen glijden naar buiten. Wat zie ik daar? Een rood koppie pikt behendig in het gemaaide spul. Het puttertje, vrij als een vogel.

Jozien