Anders bekeken

't Bed voor Hem

Maria en Jozef schepen in op "De Vriendschap". Ze hebben een lange reis achter de rug, de truck over de Vliehors heeft hen flink door elkaar geschud. Maria is moe en ze weten nog niet waar ze die nacht slapen moeten. Jozef heeft gelezen dat er op het noordelijkste eiland zorgbedden zijn. Hij heeft de rugzak even afgedaan en doet zich te goed aan een kom hete koffie. Heerlijk. Hij ziet het licht van de vuurtoren, zal dat het licht zijn waar ze naar toe moeten? Zal daar het bed zijn voor Hem?

Hij hoopt het en vraagt aan de vriendelijke schipper of hij de weg weet naar het licht. 'Het is mijn laatste reis mijn zoon, maar het eiland is klein, en jullie zijn sterk en jong, de achterdeuren op ons eiland zijn altijd open, vertrouw op je gevoel, dan vind je zeker de bestemming. Mijn "Vriendschap " zet jullie zo af op een grote houten steiger". En zo geschiedde, na een kwartier lopen kwamen ze bij een huis met een bootje en een trekker voor de deur "Vergunningen", stond op het bord. "Weet u misschien wie er vergunning heeft voor zorgbedden?" Ja, zegt de mevrouw die open doet. "Dan moet u naar de Dennen, naar Isola Bella, daar kunt u slapen als een prins, daar is vast plaats voor u. Kijk daar kunt u opstappen op de paardenkoets. Een man met hoge hoed roept: "Ho, ho, even stoppen voor dit duo." De paarden wachten gehoorzaam en Jozef en Maria nemen achterin plaats. "Waarheen gaat de reis?", vraagt de koetsier. "Wij zoeken een plek, het is er licht, je slaapt als een prins en er is een kudde.''

"Oh, maar dan moet u waarschijnlijk naar "De Prins". Dat is een polder op het eiland, vroeger was er ook het Licht van Troost en er grazen veel kuddes met schapen. Ik zal u een stukje op weg helpen, dan loopt u naar het Hoornderkerkje, dan komt u vlakbij in de buurt". Maria zucht en steunt haar handen in de rug, het zal niet lang meer duren, heeft de baakster gezegd. In de verte ziet ze een verlicht wit kerkje, zal daar de plek zijn , 't bed voor hem?

Het begint harder te waaien, naast de kerk liggen dakpannen op de weg, een grote stal, zullen hier de schapen zijn? Ze hebben geen geduld meer en bellen aan. "Is hier de Prins? Heeft u schapen en is hier plek om te slapen? "Een vriendelijke grijze dame doet open. "Nee lieve kinderen, jullie moeten verder, ik heet Prins en de buurman heeft veel schapen, maar achter Den Hoorn ligt het gebied "De Prins'', daar is Loodsmansduin. Daar kun je vast bedden bespreken, kom maar even binnen bij de kachel, lekker doorwarmen, dan zoekt het beter straks.''

Na een hete kom thee gaan Maria en Jozef gauw weer verder, als ze het dorp uit zijn komen ze een trekker met aanhanger tegen, een jongen met donkere krullen steekt zijn hand op. "Waar moet u heen?" Jozef ziet dat Maria bijna niet meer kan en vraagt de jongen om hulp. "Wij zoeken een licht, 't bed voor hem, de prins, en een kudde met schapen, kun jij ons helpen alstublieft?" De jongen denkt even na, en besluit dan kordaat: "Klim maar bovenop de bok, mijn vader heb heel veul skéépe, niet alleen in De Prins maar ook aan de diek bij Ouweskil en Strend, hij weet vast waar u moet zijn."

Nu gaat het snel, de trekker maakt een hoop lawaai, de jongen geeft gas en een kwartier later staan ze bij een klein boerderijtje. "Wat heb jij nu IJs?'', vraagt de boer aan zijn zoon en kijkt naar de hoogzwangere vrouw bovenop de bok. De jongen probeert het uit te leggen, maar de vader neemt het heft in handen."Deze vrouw moet naar de verloskundige, daar buiten oudeschild daar zijn veel schapen op die boerderij, breng ze maar gauw".

De jongen vervolgt zijn tocht, Jozef en Maria, zien in de verte licht en krijgen hoop, maar hij stopt onder de dijk en wijst naar links. "Hier woont de verloskundige, is dit het?" Nee, denken Jozef en Maria, daar voor hen uit, daar is het licht. "Nog even verder", roepen ze beiden. De jongen schudt met z'n krullen en de trekker rijdt verder.

Maria en Jozef zien een rood licht en het dorp in de verte, maar geen schapen, geen bedden, ze lopen verder, oh wat zijn ze moe, ze hebben rammelende magen. Voorbij het dorp slaan ze een weg in, een rare naam, Harkebuurt. Maria voelt de eerste weeën, ze kan niet meer, Jozef tilt haar op, wat zei de schipper ook al weer? De achterdeur is altijd open hier. Hij voelt aan de klink , en ja hoor voor hem staan en liggen dampende bruine koeien. Hij legt Maria in het stro en probeert wat water te vinden.

Daar komt de boer met grote laarzen aangestapt, rood haar net als de koeien. Hij steekt de vork in het stro en gaat met grote halen te werk. Jozef stapt op hem af. "Meneer de boer, alstublieft geef ons een plek, we komen van ver, mijn vrouw is aan het bevallen, hier is het warm en droog". De boer kucht en kijkt snel in het rond: "Ik ben de boer niet hoor, ik ben Ringo. Maar ik zie dat er geen tijd te verliezen is, het water is gebroken, ik heb zelf twee dochtertjes en heel veel kleine kalfjes op de wereld gezet. ''Chris", roept hij naar een lange donkere jongen. "Ren naar Frida en vraag om schone doeken". Als de jongen terugkomt hoort hij het huilen van een kindje. De regen is opgehouden, een volle maan straalt boven de stal.

"Hier Ringo, de doeken en Frida vraagt of ze Theda moet bellen". Maar dat is niet meer nodig, Ringo heeft behendig een bedje van stro gemaakt in een krib en geeft de doeken aan Maria. "Oh, wat is ze opgelucht, ze wikkelt hem in de doeken en zucht dankbaar. 't Bed, 't bed voor hem. Ze krijgt heerlijke warme melk van de koeien, daar knapt ze van op. Ringo en de jongen gaan naar huis, ze vallen in slaap, heerlijk. In de vroegte worden ze wakker, prachtige muziek van trompetten en zang schalt door de lucht. "Hark the angels", horen ze in de verte klinken, "Hark van engelen'' in deze buurt... Harkebuurt. Hun prins, hun koning is geboren.

Gezegend Kerstfeest.

Jozien