recensie

De Wadden

Een vogelvlucht over de Wadden. Dat is de omschrijving die het boek van Mathijs Deen misschien wel het beste past. Zonder ergens teveel de diepte in te gaan, scheert de auteur over de ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van dit dynamische gebied.

Deen beschrijft de eilanden als schepen van zand, die vanuit het noorden zijn komen aanzeilen en wier bestaan nu, onder meer door de aanleg van de Afsluitdijk, ten einde loopt. De onstilbare zandhonger van de Waddenzee zal het gebied uiteindeiijk droogleggen, zoals het ooit ook was. De doorbraak van de zee, waardoor de eilanden losscheurden van de Hollandse en Friese kust, isoleerde de bewoners van de eilanden die daarmee de kans kregen een heel eigen cultuur op te bouwen. Voorbeelden geeft de schrijver, daarvoor vindt hij in zijn scheervlucht nog tijd. De vraag die hij daarbij zelf oproept is of hij de stemmen van de voorouders goed weergeeft. Hij baseert zich voor hun gedachten immers op de gedachten van hun 20ste-eeuwse nazaten. Voor de lezer maakt dat niet uit, het boek leest als een trein en sleept de lezer mee in de gedachtenwereld van Vikings, commandeurs, vissers, stropers en jutters,. Maar ook de moderne geschiedenis komt aan bod, toen de eilanden eerste onderdeel werden van het Franse imerialisme en later van de Atlantikwall. Maar voort raast de tijd, met forse schreden stuitert Deen van het ene naar het andere hoogtepunt. In grote haast beschrijft hij de rust die op de eilanden heerst en die het gebied tot een andere wereld maken. Zorgvuldig gaat hij daarbij de verschillen tussen de eilanden onderling uit de weg. Naar eigen zeggen omdat hij niet iets wilde toevoegen - of niets had toe te voegen - aan de enorme stapel boeken die al geschreven is over de lokale geschiedenis. Ver houdt hij zich van de controverse Vlieland-Schiermonnikoog en van de vraag of Texel beter is dan Ameland of omgekeerd. In dier voege geeft het boek een verfrissende kijk op de lokale historie. Nergens wordt de Texelse geschiedenis zo alomvattend en daarmee juist weer zo in vogelvlucht beschreven als juist in De Wadden. Daar komt bij dat Deen een goed schrijver is, die meeslepend een beeld weet op te roepen van de dingen die hij beschrijft. Misschien is het zijn achtergrond van radiomaker die hierin een grote rol speelt. Het is geen boek dat makkelijk wordt weggelegd, eenmaal begonnen wil de lezer graag weten hoe het afloopt met die merkwaardige strook eilanden, uit zand gebouwd op de enige vulkaan die Nederland rijk is. Af en toe wil de lezer bij dit hoge tempo naar adem happen, even een rustpauze, even neerstrijken op een van de eilanden om zelf van de rust te genieten. En even, al is het maar heel even, de diepte in. (Pip Barnard)