@ TXL

Over strand in de krant

Het leven op het strand. Dat begon voor mij allemaal zo'n vijf jaar geleden toen mijn ouders een strandpaviljoen kochten. Na deze aanschaf zijn mijn ouders, mijn zusje en ik in een hokje naast het paviljoen gaan wonen. Hartstikke leuk, twee slaapkamers en een badkamer, en ook nog handig naast het bedrijf. Wat een geromantiseerd idee had ik toen nog over wonen op het strand! Elke dag wakker worden met zonlicht en meeuwgeluiden. Zand tussen je tenen wanneer je buiten kwam. Mijn geromantiseerde idee werd echter snel onderuitgehaald toen ik erachter kwam dat we nog steeds in Nederland woonden: het land waar de zon niet vaak schijnt. En het zand tussen je tenen was wel heel leuk, maar de combinatie tenen plus zand ging 's avonds ook mee je bed in. Daar ging mijn romantische idee. Toch was het vaak ook wel erg leuk om op het strand te wonen. 's Avonds zwemmen (of overdag, kon ook), vrienden maken met mensen van de camping achter ons. Wanneer ik schoolvakantie had, voelde op het strand wonen dan ook echt als vakantie. We hebben drie jaar op het strand gewoond, ondertussen wonen we er niet meer. Eigenlijk is er niks veranderd, behalve het feit dat we nu thuis slapen en niet meer op het strand. Want ook nu nog kom ik bijna elke dag op het strand. Om te werken, te eten of gewoon om een beetje mijn ouders lastig te vallen. Het strandpaviljoen is wel een beetje onze woonkamer geworden. Een heel gezellige woonkamer. Want wie kan nou zeggen dat er de hele dag bezoek is in zijn of haar woonkamer? En nog multicultureel ook! Het ene moment komt er iemand uit Nederland koffie drinken en dan weer tref je een Duitser met voorkeur naar bier. Het kan niet op. Iedereen komt ook wel even een praatje met je maken. Je leert veel mensen kennen en je sluit vriendschappen voor het leven met de mensen die bij mijn ouders werken. Voor mij is het strand echt ideaal, en waarschijnlijk zal ik er altijd met het zelfde leuke idee als dat ik nu heb op terug kijken. Want ja, op het strand, daar is altijd wel wat aan de hand.

Katja Schraag