2009: Esther Bánki krijgt van Hans Jongedijk, de sleutel van ( de maquette van) de werf van Kees de Wijn. Naast hem kleindochter Bertha de Wijn.
2009: Esther Bánki krijgt van Hans Jongedijk, de sleutel van ( de maquette van) de werf van Kees de Wijn. Naast hem kleindochter Bertha de Wijn. Foto: Pip Barnard

 

'Sprong Voorwaarts'

zelf niet verzilverd

Toen Esther Bánki in 2002 aan haar nieuwe baan als directeur van het Maritiem en Juttersmuseum (MJM), nu Kaap Skil, begon, stond ze voor een imposante uitdaging. Onder haar leiding moest het museum 'De Grote Sprong Voorwaarts' maken.

Ambitie van het museum was het aantal bezoekers opkrikken naar 100.000 per jaar. Ze sprong in een rijdende trein, maar wel eentje waar de vaart wat uit was geraakt. Het conflict met de jutters had een zware wissel op het museum getrokken. Niet alleen was een groot deel van de jutterscollectie, alsmede de historische reddingssloep Joan Hodshon, naar Flora verhuisd, Oudeschild had er ook een concurrent had bij gekregen. Bánki wilde er openlijk geen oordeel over vellen, maar beschouwde de jutterij wel als een waardevol onderdeel. 'Het aardige van dit museum is dat er zoveel verschillende dingen zijn. De molen, de visserij, de maritieme geschiedenis, de VOC, archeologische schatten en het buitenmuseum.' Bij haar komst waren het vissershuisje in aanbouw en de schuren naast het museum aangekocht. Die kwamen mooi van pas voor de grote maquette van de Texelse Rede die in 2002 zou arriveren en waarvoor haar voorganger Benno van Tilburg de contacten had gelegd.

Het maritieme erfgoed was Bánki, die kunsthistorie, cultuur en museologie had gestudeerd en was aangenomen vanwege haar 'brede museale achtergrond', niet onbekend. Daarvoor werkte ze acht jaar in het Gemeentemuseum van Maassluis, waar de haringvisserij belangrijk was geweest. En ook werkte ze als conservator van het Visserijmuseum in Vlaardingen.

Bánki trad aan in het VOC-jaar. Een thema waarop het museum in Oudeschild en de Oudheidkamer in Den Burg waarvan ze ook directeur was op meerdere manieren inspeelde. Zoals met de expositie van de brieven die Aagje Luytsen stuurde aan haar man, die stuurman was op de VOC. Hoogtepunt was de komst van kroonprins Willem Alexander en Máxima naar Oudeschild en het museum, die was gekoppeld aan de komst van de Duyfken.

'Goed luisteren naar de Texelaars, want die hebben hier al een hele geschiedenis achter de rug', zag ze bij haar komst als één van haar taken. Medewerkers, vrijwilligers en al dan niet betrokken Oudeschilders zorgden voor ideeën en input, maar bij tijd en wijle kon het ook stormen. Zoals bij de nieuwbouwplannen van het museum. Oudeschilders met het hart op de tong staken hun onvrede over het ontwerp niet onder stoelen of banken. Er werd zelfs een enquête gehouden tegen de komset van 'glazen paleizen'. Ook molenaars uitten met het oog op de windval hun onvrede over de hoogte van de nieuwbouw. Het is de verdienste van Bánki dat ze voet bij stuk hield, de benodigde fondsen realiseerde, draagvlak vond voor het huidige entreegebouw en problemen bij de bouw afhandelde. Inmiddels krijgt de nieuwbouw zelfs internationale waardering, evenals de maquette, het onderwaterarcheologische deel en de ontvangst- en restauratieruimte en lijkt zelfs in Oudeschild de kritiek te verstommen. Haar vertrek, aangekondigd in een summier persbericht, laat heel wat vragen onbeantwoord.

De 100.000 bezoekers zijn nog niet gehaald, de Grote Sprong Voorwaarts is wel gemaakt. Maar de smakelijke vruchten zal Bánki er zelf niet meer van plukken.

Gerard Timmerman