Afbeelding
Foto: Gerard Timmerman

 

2013 'kanteljaar' voor Piet Daalder

'Op mijn kassa stond: ''Vriendelijkheid kost geen geld''. Daar is geen opleiding voor, het zit in je aard. Sfeer moet je zelf maken. Als je ziet hoe mensen hun klanten nu soms tegemoet treden...' Aan het woord is Piet Daalder, voorheen groenteboer. 

De manier waarop Daalder zijn groentewinkel dreef was onnavolgbaar. Keihard werken, wel honderd uur per week, maar ook grossierde hij in kwinkslagen. Nog steeds overigens. Nu niet meer onder het werk, maar tijdens het pensioen waarvan hij al jaren geniet.

Het is niet makkelijk om anno 2013 in een buitendorp als Oosterend een winkel in de benen te houden. In de jaren zestig was het niet anders. Piet Daalder kwam in 1966 tot het inzicht dat hij van zijn groentezaak op de hoek Verlorenkost-Peperstraat zijn gezin niet meer kon onderhouden. Hij had de winkel van zijn vader Simon Daalder overgenomen. Het was de tijd dat het dorp een stuk of vijf kruideniers had, meerdere bakkers, twee slagers en twee groenteboeren. 'Mijn vrouw deed de winkel, ik zat met de ventwagen alle dagen langs de weg. Van De Waal tot Oudeschild en een stuk van de polder Eierland. Zes dagen in de week. Ik heb dat tot mijn 28ste volgehouden. Toen zei ik tegen mijn vader: 'Hier kan ik de kost niet verdienen, ik ga op zoek naar een andere winkel.'' Ik kocht een zaak in Haarlem.'

Met Daalder raakte het dorp niet alleen een groenteboer kwijt, de plaatselijke drumband verloor ook een enthousiast tambour maître, instructeur en animator. Daalder: 'Trommelen was mijn lust en mijn leven. Na een jubileum van Excelsior gaf de voorzitter me 500 gulden en zei: ''Richt daar een drumband van op.'' Eén trommel kostte toen 375 gulden. Ik ben er toch mee aan de slag gegaan. We begonnen met twaalf jongens. Ze trommelden op hout van oude sinaasappelkisten dat ik met rubber hadden bespannen. We hielden acties en na een jaar konden we echte trommels, bouwpakketten, kopen. Op ons eerste concours sloegen we op de maat van tekens, niet van noten.'

'Na afloop kwam een jurylid naar me toe. ''Dit is zeker jullie eerste concours?'' Hij deed voor wat ik geslagen had. ''Maar dít staat er'', wees hij me op accenten die ik had overgeslagen. Ach, die kleine dakjes, dat zal wel niets te betekenen hebben, dacht ik. De man bleek tambour maître bij de Johan Willem Friso Kapel. Als ik echt trommelen wilde leren, mocht ik hem bellen. Zo heb ik het via de telefoon geleerd. Uiteindelijk hadden we dertig tamboerlopers, allemaal in uniform. Op concoursen speelden we in de hoogste afdeling. Mijn vader zei wel eens: ''Je bent veul te veul met de drumband bezig.'' Maar als we door het dorp gingen en hij stond aan de kant, dan zei hij tegen omstanders: ''Die daar voorop loopt, dat is mijn zoon.''

Daalder begon met zijn gezin aan een nieuw bestaan in Haarlem. 'Het was een gigantische stap voor zo'n dorpsjongen als ik. In drie maanden tijd viel ik vijftien pond af. Door het harde werken, maar ook door de spanning. Het was een veel drukkere winkel dan hier. Ik ging ook mijn eigen handel inkopen. Op de dag dat ik de winkel overnam veranderde de straat in éénrichtingverkeer. Dat was even moeilijk, want klanten parkeren het liefst in je winkel. Maar het kwam goed. In Haarlem woonde best deftig, stijf volk, niet geheel zonder kapsones. Dan kwam er zo'n mevrouw uit Aardenhout en vroeg: Heeft u voor mij 250 gram spinááge (uitgesproken met een zachte g).' Memorabel is de anekdote over die klant bij wie zijn voorganger hem na de overname introduceerde. 'Ze stelde zich voor als 'Mevrouw Rijks'. 'Daalder' zei ik. Ze dacht dat ze voor de gek werd gehouden.'

'De zaak in Haarlem liep goed, maar hij stond in een oude buurt en toen jonge gezinnen naar de nieuwbouwwijk trokken, werd het minder. Toen heb ik de winkel verkocht aan een tandarts. In 1978 ben ik naar Lelystad gegaan. Daar woonden toen 32.000 mensen en er zat één groenteboer. Daar was de lijn opgaand en er viel een goede boterham te verdienen. Er kwam een leuk publiek. Veel Amsterdammers. Zij hebben een bepaalde humor en dat paste me wel. Ik had daar een mooie winkel, elke ochtend maakte ik er weer een schilderij van.'

Foto's uit het plakboek tonen een fraai verzorgde winkel met allerlei soorten groenten en fruit. Het verraadt de perfectionistische trekjes van deze werklustige ondernemer. ''s Morgens om kwart voor vier stapte ik uit bed en reed naar Amsterdam om handel te kopen. Naar de grossiersmarkt aan de Jan van Galenstraat. De één was gespecialiseerd in citrusvruchten, de ander in Hollandse verse groenten en ga zo maar door. Ik had een drukke winkel en kocht zomaar vijftig kisten sinaasappelen en soms wel honderd kisten aardbeien. Ik had een verlengde Mercedes met een laadbak waar drieëneenhalve ton handel op kon.'

'Rond half acht s' morgens was ik weer terug in Lelystad en als het personeel om acht uur kwam, dan had ik de wagen al half leeg. Elke ochtend was ik trots als mijn winkeltje er weer piekfijn uit zag. Om negen uur ging ik open. Er kwam eens een vrouw die vroeg of dat niet wat eerder kon. Maar dat kreeg ik echt niet voor elkaar. Als de winkel om zes uur dicht ging, dan was het voor mij niet afgelopen. De boel moest opgeruimd, de administratie moest gedaan en noem maar op. Honderd uur per week was ik in de weer. Ik had er plezier in, al kwam ik aan mijn gezin amper toe en tijd voor ontspanning was er niet. De zondag was voor het gezinsleven.'

Humor is een belangrijke factor voor Daalder. 'Dat heb ik van mijn ome Jan Daalder. Sfeer moet je zelf maken. Er kwam eens een vrouw binnen met een hondje. ''Zit!'', zei ze. Ik hoorde dat en ging meteen op de grond zitten. ''Wat doet u nou?'', vroeg ze. Ik zei: ''Hier is de klant koning. U zei: Zit!, dus doe ik dat.'' Een geintje, ach ze kon het wel hebben.'

Daalder runde zijn winkel in Lelystad tot 1986. 'Ik was helemaal niet van plan de zaak te verkopen. Maar er kwam iemand langs die geïnteresseerd was. Ik vroeg geld en hij kocht hem. Het ging zó snel, ik had nog geen kans gehad het mijn vrouw, mijn jongens en mijn personeel te vertellen. Ik had wel wat uit te leggen. Toen had ik eigenlijk moeten stoppen, maar ik kocht een andere winkel, in Epe. Ik paste echter niet tussen die mensen en na een paar jaar ben ik naar Amsterdam gegaan en heb daar een winkel geopend. Het ging goed, totdat mijn rug het begaf. Al dat gesjouw had zijn tol geëist. Mijn vrouw had al jaren de Ziekte van Parkinson. Ze heeft daar 23 jaar aan geleden. Ik heb haar de laatste tien jaar van haar leven verzorgd. Een moeilijke tijd, ik wens het geen mens toe.'

Na haar overlijden kwam Texel weer in beeld. 'Mijn neef nodigde me uit voor een weekje vakantie. Het was toen Oosterend Present. Voor het eerst in vijftien jaar was ik op vakantie. Toen heb ik Nel ontmoet. Zij is de reden dat ik hier weer ben komen wonen. Negen jaar geleden zijn we getrouwd, op Texel. Het was een geweldige happening.'

Nu is er volop tijd voor ontspanning. Zoals zijn volkstuin. 'Vroeger spitte ik de tuin van mijn vader al. Daar knapt het altijd zo van op. Later had ik daar geen tijd meer voor, maar op Texel heb ik het tuinieren weer opgepakt. Samen met mijn goede vriend Klaas Eelman houden we het terrein rond het dorpshuis netjes. In ruil mogen we er elke week een uurtje voor biljarten.' En dan zijn er zijn vijf kinderen, drie zonen en twee dochters. 'Ze wonen allemaal aan de overkant, twee in Lelystad, twee in Amsterdam en één in Rossum. Ik heb zes kleinkinderen en Nel heeft er ook zes.'

Daalder omschrijft 2013 als een 'kanteljaar'.'We hebben een huis gekocht in Woonstede Nesland. Nel wilde in eerste instantie voor geen prijs weg uit Oosterend, maar toen ze Nesland zag, de tekeningen en de mogelijkheden zei ze: Daar wil ik wel wonen. We hebben de hele aanloop meegemaakt, de vergunningen, grondperikelen en noem maar op. Als ondernemer was ik gewend de daad meteen bij het woord te voegen, maar bij de gemeente werkt dat anders. Maar het komt goed, het wordt bijzonder en erg leuk, alles gelijkvloers, modern, energieneutraal en alles wat we ons op woongebied kunnen wensen. En we komen in een gezellig hoekje.'

Is Oosterend in al die jaren veranderd? 'Ik ben 38 jaar van het eiland geweest en was het wel wat ontgroeid. Vroeger kende ik iedereen in het dorp. Dat is niet meer zo. Maar ik kom wel veel mensen tegen die zeggen: Héé Piet.'

Gerard Timmerman