Afbeelding
Prof. Dr. James Kennedy tijdens het uitspreken van de Rede van Texel.

Rede van Texel: 'Burgers zijn bron van creativiteit en ideeën'

Algemeen

Kan burgerschap zonder politiek? Aldus de titel van de Rede van Texel, de jaarlijkse beschouwing over een maatschappelijk relevant onderwerp. 'Goed burgerschap is ondenkbaar zonder politieke deelname', antwoordde Prof. Dr. James Kennedy vrijdag.

Nadat Eberhard van der Laan, de burgemeester van Amsterdam, vorig jaar de eerste Rede van Texel uitsprak, was het nu de eer aan Kennedy. Een Amerikaan met een Nederlandse moeder en echtgenote, die ook nog eens in de Amerikaans plaats Holland in het onderwijs werkte. Hij schreef diverse boeken over Nederland en is inmiddels zo'n vooraanstaand kenner van de Nederlandse historie dat hij sinds 2007 hoogleraar Nederlandse geschiedenis is aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn diepgaande kennis sprak uit zijn voordracht. Hieronder de volledige Rede van Texel van prof. dr. James Kennedy.

"Juist op het kleinschalige niveau is er nog contact tussen politiek, gemeente en bewoners. Kleinschaligheid is onze kracht." Zo beschreef een van de politieke partijen op Texel tijdens de verkiezingen de sterke kanten van de samenleving op dit eiland. Uit deze uitspraak blijkt hoop en vertrouwen in de toekomst van het eiland en het laat zien waar Texel trots op is. Maar naast dit mooie toekomstperspectief zijn er ook bedreigingen en uitdagingen op het eiland, die ook voorkomen in de rest van Nederland. Eén van deze uitdagingen is de vraag of politiek leeft in de 'hearts and minds' van de inwoners. Wat is de rol van de politiek in de toekomst? En wat voor rol heeft de politiek in het gewone leven van burgers? Zouden 'goede burgers' überhaupt iets met de politiek te maken moeten hebben?

Want ook dit jaar waren er weer tekenen dat Nederlanders de politiek helemaal beu zijn. Slechts 37% van de kiezers kwam opdagen voor de Europese verkiezingen en bij de gemeenteraadsverkiezingen was dat nog maar een kleine 54%. Een kwart eeuw geleden stemde nog meer dan 70% van de bevolking. In de jaren zestig nog ruim 90%, maar toen was er een opkomstplicht. Uiteraard waren de verkiezingsuitslagen op Texel beter. Hier heeft zo'n 67% van de burgers gestemd bij de gemeenteraadsverkiezingen. Dat is nog niet zo hoog als op Schiermonnikoog, waar ruim 85% stemde, of in Staphorst, waar 80% van de inwoners naar de stembus ging. Maar nog steeds is de politieke betrokkenheid via het stemhokje op Texel beter dan in de meeste andere plaatsen. Toch is er zowel op Texel als in de rest van Nederland sprake van een daling en neemt de actieve participatie in de politiek af. Minder mensen worden lid van een politieke partij. En in sommige Nederlandse gemeenten hebben partijen de grootste moeite om geschikte kandidaten te vinden voor de kieslijsten. De grootste crisis lijkt te zijn dat een groot deel van de burgers boos is en vervreemd van de politiek. Dat ze het gevoel hebben dat de politiek niet geeft om mensen zoals zij.

Als het gaat om politiek, kan er een gevoel van malaise zijn. Maar met het maatschappelijk leven lijkt het een stuk beter te gaan. Actief burgerschap lijkt goed te kunnen zonder politiek. Meer dan 40% van de Nederlandse volwassenen "zet zich in georganiseerd verband in voor iets waar hij niet voor betaald wordt", zegt Paul Schnabel van het SCP. Een opzienbarende statistiek, aangezien nu veel meer mensen betaalde arbeid verrichten en dus minder tijd hebben voor vrijwilligerswerk. En de mantelzorgers worden hier niet eens in meegeteld. In internationaal opzicht zijn er bewonderenswaardig veel vrijwilligers in Nederland, maar ook veel verenigingsleden. Volwassenen zijn in Nederland aangesloten bij gemiddeld drie verenigingen per persoon, veel meer dan in grote delen van Europa. In landen als Griekenland en Hongarije is slechts 15-20% van de inwoners (naast de kerk) lid van een vereniging. Dat steekt schril af tegen Nederland, waar twee-derde van de inwoners ergens een lidmaatschap heeft lopen. Bovendien zijn Nederlanders in internationaal opzicht ook gulle gevers en staan ze in de top-10 van alle wereldlanden in het geven aan goede doelen.

Volgens Civil Society-deskundige Paul Dekker laten nieuwe ontwikkelingen bovendien zien dat Nederlanders met het organiseren van actief burgerschap goed inspelen op nieuwe trends. Ze ontwikkelen op dynamische wijze hybride vormen die de samenleving ten goede komen. Via Crowd sourcing kan mankracht en gelden worden verzameld en ook zetten bedrijven soms ploegen vrijwilligers in om maatschappelijke projecten van de grond te tillen. De Nederlandse crowdsourcing onderneming PIFWorld heeft al ruim een miljoen euro ingezameld voor meer dan 100 toonaangevende non-profit organisaties. Dus ook buiten oude verenigingsverbanden lijkt Nederland dynamisch om te gaan met maatschappelijke participatie.

En daarin continueert Nederland een lange historische traditie. Vanaf de middeleeuwen was er al ruimte voor de burgerij om eigen organisaties op te richten die elkaar te helpen. Dat kwam deels door de hoge mate van verstedelijking, waardoor zowel de noodzaak als het vermogen aanwezig was om de minderbedeelden te helpen. Dat was ook het geval op Texel, dat in 1415 stadsrechten kreeg en daarmee min of meer de 'grootste stad van Nederland' werd, als je het oppervlak van de stad als maatstaf nam. Maar ook op grote delen van het platteland was burgerlijke inzet een factor van betekenis. Dit kon in Nederland zo groeien omdat de adel doorgaans minder sterk was. De historische aanwezigheid van liefdadigheidsinstanties zie je vandaag ook nog terug op het eiland. In Den Burg staat een van de oudste huizen, uit het einde van de zestiende eeuw, waarin nu het museum Oudheidskamer is gevestigd. Boven de deur staan de woorden: "Die sijn oore stopt voort roepe der arme, God sal hem niet ontfarme'. Wat de precieze functie was van dit huis is niet helemaal duidelijk, maar het zal wel dienst hebben gedaan als gasthuis of woonplaats voor bejaarden. In het begin van de 19e eeuw waren er bijna vierduizend liefdadigheidshuizen in Nederland. Het was nooit een vetpot om daar bedeling te krijgen, maar het bestaan van deze huizen heeft wel voorkomen dat Nederland een emigratieland werd, omdat mensen vanwege de armoede uit Nederland moesten vertrekken.

De enorme veelheid aan maatschappelijke initiatieven werd versterkt door de kerkelijke verdeeldheid, die niet alleen eigen kerken, maar soms ook hun eigen educatieve- en liefdadigheidsinstellingen oprichtten. Dit was ook op Texel het geval. De gereformeerde en hervormde stroming was hier dominant, maar er was van oudsher ook een sterke doopsgezinde traditie present. En natuurlijk richtten de katholieken hier vanaf het midden van de negentiende eeuw ook hun eigen kerken (zoals de indrukwekkende 'Doperkerk') en tal van katholieke organisaties op.

Maar ook zonder godsdienst waren Nederlanders sterk in het opzetten van eigen verenigingen. Tussen 1870 en 1940 kwamen er in Nederland 15.000 sportverenigingen bij en ook na 1965 vond een explosieve groei plaats van de sportverenigingen. Daarnaast hebben veel ideële organisaties de laatste vijftig jaar met honderdduizenden nieuwe leden een groeispurt meegemaakt, denk aan het Wereldnatuurfonds en Amnesty. Als het gaat om verenigingslidmaatschap was het jaar 1995 het organisatorische hoogtepunt in de Nederlandse geschiedenis. Daarna trad een lichte daling in, maar daar kom ik zo direct weer op terug.

Ook vandaag de dag lijkt deze traditie nog springlevend op Texel, als je naar de Gemeentegids kijkt. Er zijn hier allerlei verenigingen en dorpsinitiatieven, van de Stichting voor de Integratie van Gehandicapten, tot tal van muziekverenigingen, een biljartclub in vrijwel elk dorp en overal vrouwenverenigingen. Ik weet niet hoe actief het lidmaatschap is van de vrouwenverenigingen op Texel, maar deze verenigingen hebben elders de laatste jaren erg veel leden verloren. Het grote aantal verenigingen geeft een vitaal beeld van een gemeenschap van een kleine 14.000 inwoners. De zelforganisatie op Texel is sterk. En dit lijkt belangrijk te zijn voor de gezondheid van een gemeenschap, al weten we niet precies waarom dat zo is. We weten dat zogenaamde high trust societies, waar mensen vertrouwen hebben in hun omgeving, over het algemeen vol maatschappelijke organisaties zijn. Het ligt voor de hand te zeggen dat deze organisaties vertrouwen scheppen, maar net zo goed zou dit een uiting kunnen zijn van bestaand onderling vertrouwen, waarin inwoners meedoen aan het maatschappelijk reilen en zeilen omdat ze vertrouwen hebben in hun medeburgers.

Maar dat betekent niet dat er geen bedreigingen of uitdagingen zijn. Soms hebben die bedreigingen niet veel te maken met de politiek of de kwaliteit van het verenigingsleven, maar met andere structurele factoren als leeftijdsopbouw. Ik heb begrepen dat Texel vergrijst met name doordat twintigers elders werk gaan zoeken. Als dit zo doorgaat, kan het op termijn de kwaliteit van het maatschappelijk leven natuurlijk wel beïnvloeden. Maar in deze lezing wil ik me vooral richten op factoren die specifiek hebben te maken hebben met het karakter van de maatschappelijke organisaties en de politiek.

En ik wil beginnen met de maatschappelijke organisaties. Het oude verenigingsleven mag nog in plaatsen als Texel nog wel springlevend zijn, maar hun betekenis is tanende als je naar Nederland als geheel kijkt. We zien dat de klassieke verenigingen minder mensen trekken, denk aan de politieke partijen, kerken, vakbonden en vrouwenverenigingen. Vooral de verenigingen waar je aanwezigheid op prijs wordt gesteld verliezen belangstelling. Deze trend – die ook zichtbaar is in Scandinavië – betekent dat mensen naar verhouding vaker lid zijn van verenigingen waar het participatieniveau laag is, waar leden hun lidmaatschapsgelden betalen maar verder weinig hoeven te doen. Denk aan de ANWB – een vereniging met 4 miljoen leden, de grootste (naast de rooms-katholieke kerk) van Nederland. Klassieke verenigingen zijn daarom zelf ook veranderd. Sommige verenigingen zijn omgevormd tot stichtingen, omdat er toch niemand kwam opdagen bij de verplichte ledenvergaderingen. Ook woningcorporaties zijn vroeger begonnen als verenigingen, maar zijn nu van karakter veranderd. Dat zie je ook op Texel, waar de stichting Woontij wel het gesprek probeert aan te gaan met huurders en de buurt, maar denkt dat niet meer te kunnen doen als een vereniging met ledenvergaderingen. Er wordt nog steeds geprobeerd om op integere wijze contact te zoeken met de achterban of de samenleving, maar het is niet zo eenvoudig meer als vroeger. Daarnaast hebben deze organisaties vaak een professionaliseringsslag meegemaakt, waardoor de uitvoering is verbeterd, maar waardoor ook het contact met de achterban minder vanzelfsprekend is geworden, waardoor de afstand tot de gewone burgers is gegroeid.

Aan de andere kant zie je dat burgers zich ook niet meer thuis voelen in de oude structuren. Vaak vinden ze dat die oude infrastructuur hen te weinig ruimte biedt en willen ze hun eigen initiatieven ontplooien om het goede te doen. Veel burgers hebben genoeg kennis en een sterk netwerk, waardoor zij zelf ideeën kunnen opzetten en uitvoeren, naast bestaande organisaties. Dat heeft wel iets moois. Het laat zien dat er nog altijd veel dynamiek is in de Nederlandse samenleving. Maar het heeft ook wel enige beperkingen. Vaak zijn de mensen die burgerinitiatieven opzetten hoger opgeleid – waardoor ze niet de hele bevolking bedienen – en bieden ze minder continuïteit (here today, gone tomorrow). Hoe dan ook, burgers laten zich niet meer zo gemakkelijk vier of vijf decennia vangen in dezelfde vereniging. En daarnaast heb je natuurlijk ook burgers met een maatschappelijke betrokkenheid nabij het nulpunt. Niet alleen omdat ze niet kunnen, maar ook omdat ze daar gewoon geen zin in hebben. Je hebt een grote groep in Nederland die eigenlijk nergens meer bij horen. Er zijn aanwijzingen dat deze mensen zich vaak het meest vervreemd voelen van politiek en samenleving. Of het politiek onbehagen als gevolg hiervan is gegroeid, is niet statistisch bewezen. Het aantal inwoners dat ongelukkig is met de staat van de samenleving en met name de politiek is de afgelopen veertig jaar nauwelijks gegroeid. Maar er is wel een grotere kloof ontstaan tussen participanten en niet-participanten in de maatschappij en dat is in de politiek wel voelbaar.

Hoe ook de verhouding is tussen burgers en maatschappelijke organisaties, je kunt sowieso vraagtekens zetten bij het vermogen van de maatschappelijke organisaties om een bijdrage te leveren aan ontwikkelingen in de participatiesamenleving. Want Nederlanders zijn wel enigszins individualistisch geworden, of waren dat ook al voor de ontzuiling. In de film Alleman uit 1963 van Bert Haanstra werd al gezegd dat Nederlanders toch in eerste instantie individualisten waren, die erg gesteld waren op hun huis en hun tuin. Dat zie je ook in de zelfstandigheid van ouderen, die het liefst niet bij hun kinderen intrekken. Nederlanders houden niet van groepsdruk, hoewel ze er vaak aan meedoen. Maar dat moet altijd een vrije keus zijn. Nederland lijkt het land van 'betrekkelijke betrokkenheid', zoals de titel luidde van een recent SCP rapport. Er is een zekere ambivalentie in Nederland over de vraag hoeveel zorg we aan elkaar willen geven en hoeveel zorg we van elkaar willen ontvangen. De kans is dus klein dat Nederlanders zich voor het karretje van de overheid en maatschappelijke organisaties willen laten spannen om taken uit te voeren ten bate van de samenleving.

Maar het zijn niet alleen individualistische Nederlanders die een spaak in het wiel van de participatiesamenleving zouden kunnen steken, ook de maatschappelijke organisaties zouden de ontwikkelingen kunnen doen stokken. Het lijkt mij duidelijk dat de opkomst van de verzorgingsstaat zo'n vijftig jaar geleden deze organisaties minder belangrijk hebben gemaakt. De verzorgingsstaat kwam op omdat de kerkelijke bedeling niet langer opgewassen was tegen de noden in de samenleving. De hulp van kerken en andere verenigingen was ontoereikend. Mensen zijn nu niet meer afhankelijk van de goede daden die werden georganiseerd door verenigingen, maar van de overheid. En maatschappelijke organisaties zijn steeds meer deel geworden van deze overheid. Deze organisaties kunnen zonder overheidssubsidies nog maar weinig verrichten. Dat kun je zien in een organisatie als het Leger des Heils: één van de belangrijkste particuliere zorgleveraars in Nederland met een jaarlijks budget van 350 miljoen. Nederlanders geven gul aan het Leger des Heils, maar desondanks komt slechts 8% van het totale budget van deze particuliere gevers. De rest is allemaal overheidssubsidie. Het mag duidelijk zijn dat het maatschappelijk dienstbetoon nog sterk afhankelijk is van de overheid en dat zal nog wel even zo blijven. De overheid kan deze dienstverlening en maatschappelijke vraagstukken slechts in beperkte mate overlaten aan burgers in de samenleving.

Maar misschien is het allergrootste probleem dat burgers de vraagstukken van hun eigen leefomgeving niet verbinden aan een actieve rol in de politiek. In de meeste gemeenten hebben burgers geen enkel idee welke besluiten genomen worden door de gemeenteraad en welke argumenten een rol hebben gespeeld. Nederlandse burgers zijn verhoudingsgewijs goed geïnformeerd over de nationale politiek, maar blijven ook in dat opzicht op afstand staan. Dit is ook onderdeel van een historisch patroon in de Nederlandse geschiedenis, waarin de burgers de politiek overlaten aan politici. Hieruit is ook een bestuurstraditie ontstaan die wel enige inspraak wil hebben van burgers, maar niet al te veel. 'De bevolking heeft maar één recht', zei J.T. Buys, 'en dat is het recht om goed bestuurd te worden'.

Natuurlijk zijn er ook momenten geweest waarop burgers zich massaal mobiliseerden, denk maar aan de grote sociale bewegingen aan het einde van de 19e eeuw of de demonstraties in de jaren zeventig en tachtig. Maar het is heel duidelijk dat goed burgerschap in de Nederlandse traditie niet heel erg sterk is verbonden aan politiek actief zijn. Een goed burger lijkt zich weinig aan te trekken van de politiek. Misschien heeft dat te maken met de manier waarop burgerschap in school wordt aangeleerd. De Onderwijsraad benadrukte in haar advies uit 2012 vooral kleine deugden als onderdeel van democratisch burgerschap, zoals "respect, empathie, mededogen, verdraagzaamheid, integriteit en verantwoordelijkheidszin." Er lijkt weinig besef te zijn dat burgerschap ook inhoudt dat je voortdurend politieke keuzes moet nemen. Ook dat past in de Nederlandse cultuur. Als je Nederlanders vraagt naar hun definitie van goed burgerschap, dan noemen ze dat je je fatsoenlijk moet gedragen en dat je een beetje zorgt voor je buurvrouw aan de overkant. Hierdoor zou een verwijdering kunnen optreden tussen burgers en politiek, omdat de politiek in de ogen van goede burgers een ver-van-mijn-bed-show is. Natuurlijk zijn er ook actieve burgers die de politiek wel weten te vinden. Sommige mensen, vooral hoger opgeleiden, kennen de lijntjes naar de politiek. En dat kan in kleinere gemeenten soms beter zijn dan in grote, misschien ook omdat dorpsbewoners hun gemeenteraadsleden persoonlijk kennen. De Friese dorpen hebben hierin een uitstekende reputatie opgebouwd en dat geldt wellicht ook voor de Waddeneilanden. De hele notie van dorpswerkers op Texel geeft aan dat er een schakel is tussen het leven van gewone mensen en de politieke besluiten die genomen worden. Maar dat neemt niet weg er een wij-zij scheiding kan ontstaan tussen de politiek als bedrijf en het gewone leven van burgers, die kan opvlammen op precaire momenten. Dat is misschien hier vijf jaar geleden gebeurd toen de gemeente voor acht miljoen het schip in ging tijdens de Landsbanki crisis. Dat is naar omstandigheden goed afgelopen (denk ik) maar heeft het onderling vertrouwen wel op de proef gesteld. Ook kleine dingen kunnen leiden tot verwijdering, omdat mensen zich in hun persoonlijke leven niet gewaardeerd of gerespecteerd voelen door de gemeente. Een studie uit 1957 gaf al aan dat burgers zich klein voelen ten opzicht van het gemeentehuis. En dat gevoel is zeker niet verdwenen.

Dat is jammer want 'de politiek' komt wel in toenemende mate op de burgers af'. Het krijgt steeds meer vorm op het lokale niveau. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) was een klein decennium geleden een belangrijke stap in de decentralisatie van overheidstaken. En met de decentralisatie van de Jeugdwet, taken uit de AWBZ en de Participatiewet is dit aanzienlijk toegenomen. Ineens wordt er heel veel gevraagd van het zelforganiserend vermogen van burgers. Maar hoe je dit ook invult, dit zijn tal van verschillende politieke keuzes die lokale overheden samen met burgers moeten zien te maken. In deze zin is de politiek echt heel dichtbij huis gekomen.

Dit is een hele grote klus. Je zou je met SCP-directeur Kim Putters kunnen afvragen of deze veranderingen niet veel te snel gaan. De enige manier om dit nu goed lokaal vorm te geven, is door burgers een belangrijke rol te geven in de besluitvormingsprocessen die hiermee gepaard gaan, want zij hebben er een duidelijk aandeel in. Niet alleen als het gaat om keuzes voor hun eigen leven, maar ook voor gemeentebeleid. Daar zouden burgers meer dan voorheen stelselmatig betrokken moeten worden. Hoe kun je dat doen? Ik denk dat er in elk geval twee manieren zijn waarop dat deels zou kunnen, namelijk via het onderwijs en via directe participatie.

De Amerikaanse psycholoog James Youniss heeft een aantal behulpzame tips opgesteld voor burgerschapseducatie. Een van zijn ideeën is dat het debat over politieke kwesties op school nieuw leven ingeblazen moet worden. Scholieren die hiermee bezig waren scoorden veel hoger op hun burgerschapstesten, maar nog belangrijker: ze begrepen dat politieke beslissingen het resultaat waren van geven en nemen, van compromissen gesloten na politieke discussies. Een tweede idee is het continueren van maatschappelijke stages op scholen, maar volgens Youniss zou daar een andere draai aan gegeven moeten worden. Hij vindt dat deze stages ingebed moeten zijn in maatschappelijke vraagstukken, dat deze stages scholieren aan het denken moeten zetten over politieke prioriteiten en beleidsbeslissingen. Het is niet genoeg om vrijwilligerswerk te verrichten in een voedselbank of verzorgingstehuis; scholieren moeten een beter begrip krijgen van de politieke besluiten die hebben geleid tot de behoefte aan voedselbanken of de wijze waarop ouderen in onze samenleving worden verzorgd. Door de maatschappelijke stages in een politieke context te plaatsen, kunnen scholieren van allerlei leeftijden de wereld om hen heen beter begrijpen en worden zij zich ervan bewust dat zij ook kunnen ingrijpen en als democratische burgers de samenleving kunnen hervormen. Anders gezegd, het curriculum moet scholieren helpen om hun positie te vinden op het politieke spectrum en hen het inzicht geven dat zij hun dagelijkse ervaringen kunnen relateren aan hogere, abstracte politieke ideeën.

Daarnaast zou je burgers bij de besluitvorming kunnen betrekken buiten de politieke arena. Het is soms moeilijk om burgers de drempel van het stadhuis over te krijgen. Maar burgers zijn een bron van creativiteit en ideeën over de wijze waarop de samenleving verbeterd kan worden en het is jammer als je die kennis niet benut. Dat bleek in mijn woonplaats Amersfoort, toen daar een G1000 werd gehouden. Dit was een burgerinitiatief en werd buiten het stadhuis gehouden. Via loting werden 6000 burgers uitgenodigd – door de burgemeester – om mee te praten over de toekomst van de stad. De ruim 500 mensen die daarop afkwamen waren niet geheel representatief voor alle inwoners, maar konden samen met enkele honderden uitgenodigde ondernemers, politici en kunstenaars via kleine groepsgesprekken wel leiden tot het formuleren van vele waardevolle ideeën, die door 100 burgers in tien projecten verder werden uitgewerkt. Zulke bewonersinitiatieven kunnen dienen als antigif voor politici en bestuurders die burgers nog vooral zien als boos en onberekenbaar.

Amersfoort alleen al heeft tien keer zo veel inwoners als Texel en schaal bepaalt veel. Kleine, intieme gemeenten hebben hun eigen manieren om het gesprek tussen burgers en politiek te voeren en dat dreigt verloren te gaan met de schaalvergroting van de Nederlandse gemeenten. Maar overal is de opdracht wel hetzelfde: de gemeentepolitiek draait om de burger, wiens participatie in 'de politiek' meer dan ooit van essentieel belang is. En in deze belangrijke zin is goed burgerschap ondenkbaar zonder politieke deelname.

Ik ben ook maar een burger met een paar ideeën. Ik besef ook dat politiek niet alles is, dat de meeste mensen de politiek – terecht – niet als het belangrijkste doel in hun leven ervaren. Ik besef ook dat je burgers kunt overvragen. Maar je kunt ze ook te weinig vragen en dat is wel een beetje wat in Nederland gebeurd is. Ik heb goede hoop dat het stadhuis en de burgers op Texel meer ideeën kunnen ophalen bij burgers en elkaar kunnen stimuleren om samen te werken in de participatiesamenleving die hier nu al is, maar die de komende jaren steeds groter zal worden. Want als die nieuwe verhoudingen ergens zullen lukken, dan wel hier.''

Afbeelding
Podcast Texelse Courant 25 april 2024 Algemeen 12 uur geleden
Afbeelding
Roparun estafette op zondag 12 mei Algemeen 12 uur geleden 2
Afbeelding
Ongeval op rotonde Politie 24 apr, 14:10 12
Afbeelding
Optreden Artex Kamerkoor Herdenking Burghtkerk Cultuur 24 apr, 12:29
Afbeelding
Gamen (FIFA) en Bewegen in de meivakantie Algemeen 23 apr, 17:36
Evy Gobbens komt in de bieb voor de IVN Kinderlezing over zeespiegelstijging.
Activiteiten in de bieb tijdens de meivakantie Algemeen 23 apr, 14:58
Blauwe strepen voor de blauwe zones in Den Burg en De Koog waar de parkeerduur leidend is.
Geen actie om parkeren terug naar oude te brengen Algemeen 23 apr, 14:00 1
Afbeelding
Archeologische vondsten onder vloer Oudheidkamer Algemeen 23 apr, 10:45